Posted on Saturday, April 10, 2010 3:15 AM
Een
Plechtige Pontificale Tridentijnse Hoogmis in de St-Kunibert te Keulen
op 18 oktober 1997, gecelebreerd door Alfons M. kardinaal Stickler (+12
december 2007) [Essay van 31 oktober 1997]
Eerder gepubliceerd in:
Brevi Manu - Nieuwsbrief van Una Voce Nederland J3, #1, (april 1998) p9-15; Redacteur A.F.M. Bongers (+10 maart 2006 te Aarle-Rixtel)
Katholiek Maandblad - Uitgave van de Stichting voor Kerk en Geloof, J10, #3 (maart 1998) p78-85; Hoofdredacteur Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. (+4 augustus 2004 te Nijmegen)
Ook verslagen in:
Pro Missa Tridentina - Rundbrief des Laienverenigung für den klassischen römischen Ritus in der katholischen Kirche e.V. #14 (december 1997) p28-30 door Monika Rheinschmitt
Op 18 oktober 1997 vond er in de kerk van St. Kunibert te Keulen een plechtige pontificale Hoogmis plaats, die werd gecelebreerd door kardinaal Stickler S.D.B., geassisteerd door priesters van het Institut Christ Roi te Gricigliano. Een verslag van deze dag bereikte ons helaas te laat om nog in het Kerstnummer 1997 opgenomen te kunnen worden. Omdat deze aflevering van ons tijdschrift de eerste is van 1998, bieden wij u de impressie aan die een ons bekende Amsterdammer naar aanleiding van deze dag schreef. Hoewel de vertraging niet te vermijden was bieden wij onze lezers niettemin onze excuses daarvoor aan. Tegelijkertijd danken wij de schrijver voor zijn spannende en boeiende relaas.
Op het Centraal Station Amsterdam gebracht om 05.45 uur zag ik de bekende vieze schare hangenden, voor apegapen liggenden en mank drentelenden, en maar een paar reizigers. Zoals verwacht was de vervroegde vertrektijd niet op het grote bord zichtbaar gemaakt en informeerde ik voor alle zekerheid bij de lokettistes, die stenciltjes hadden met urgente wijzigingen.
Het zou een dag vol vertraging en verwarring worden en blijven. Op perron 4 helemaal geen Eurocity te zien, maar een klein geel treintje van Nederlandse makelij. Noem je dat de luxe waarvoor betaald? De paar reizigers, van wie de meesten nog met afschuwelijke rugzakken, spoedden zich geeuwend naar de opgewekte vrouwelijke conducteur, die al direct begon met de mededeling zelf ook vol voor verrassingen te staan, daar de «echte» Eurocity uit Duitsland de avond tevoren in Emmerich was blijven staan - wegens werkzaamheden aan de wissels in Nederland. Wij moesten dus aldaar aangekomen maar overstappen en nu genoegen nemen met noodvervoer, dat nauwelijks een paar uur geleden geregeld geworden is.
Nu dus, 'ausgerechnet' deze zaterdag, gaat de trein niet via het Amstelstation, maar maakt een omweg in Nederland via Amersfoort, Apeldoorn, Zutphen naar Arnhem, hetgeen drie kwartier vertraging oplevert.
In het donker reden wij door mysterieus Nederland via spoorwegen die mij altijd onbekend zijn gebleven, en er werd hier en daar of langzaam gereden of stil gestaan, wat een danig gevoel van irritatie opleverde, te weten dat de extra-vertraging al 15 minuten beliep. Meermaals verontschuldigde de conductrice zich in vlot Amsterdams, zeggende dat ook zij herhaaldelijk voor raadsels staat... Een reis om nooit te vergeten! Bij Apeldoorn kwam rechts de zon boven de kim en paarse wolkenslierten tekenden zich af met behoorlijke grondmist vooraan de weilanden, maar wij draaiden 180° en zagen de opkomende dagster nu van links, wat de oriëntatie even deed wankelen. Wachten en stapvoets rijden, voor Arnhem wel 10 minuten staan, daar het station maar één vrij spoor had. Als kopstation fungerend reden wij nu Duitsland in, de andere richting uit, en kwamen te Emmerich aan, popelend opgewacht door de Duitse Eurocity, die met hoge heerlijke snelheid richting Keulen stoof. Eindelijk reden wij normaal.
Twee vrouwen van middelbare leeftijd lieten mij welwillend in hun coupé, grappig mompelend wat ze thuis moesten zeggen met een vreemde man samen gezeten te hebben... en ik babbelde met dezen over huilende madonnabeelden. «Is dat geen bijgeloof?» vroeg ik hun verbaasd, en zij antwoordden dat ook kerkelijke functionarissen toch maar met deze "devotie" meededen. Toen ik hun de uitnodiging voor de Sankt Kunibert liet lezen zwegen ze verder, wat ik niet had verwacht... Ik was zeker te vertrouwelijk geworden.
Van landschapsschoon is op die "Strecke" niet veel te merken, alleen industriegebied en hoogspanningskabels. Een vliegveld was duidelijk te zien, waar ik in april 1986 in de auto langsreed. Maar eerst nog een jong gezin met een overvlot jong moedertje van zwaren stemme en volijverige aandacht voor haar twee ondeugende dochtertjes, die kennelijk op mij indruk wilden maken. Ik keek wel eens, maar heus niet al te opvallend; zij echter beloerden mij van alle kanten als ware ik een vreemd beest in de dierentuin. De vader las onverschillig in een computerblad vol bladerende schreeuwreclame.
De aankomst te Keulen werkt op de adrenaline van ieder mens alsof de jongste dag aanbreekt. De eerste maal deze reis gemaakt hebbende in augustus 1969 herinner ik mij nog de hoge stem van een jong mens, met “Sehe mal den Rhein, sehe mal den Rhein”, en nu, hier, komt men ogen en oren tekort met weinig blikken zoveel mogelijk ineens te absorberen ten einde gulzig en gretig een totaal-indruk te verkrijgen. De kindjes plaagden nog wat door de toren van het Rathaus dom voor Dom te verklaren, maar vader corrigeerde hen snelst met zekere stem. Als ieder al bepakt en bezakt naar de uitgang spoedt, zit ik nog rustig om mij heen te kijken. Het station, al overvol, reden wij in om 09.50 uur en ik dronk op het perron stante pede een beker koffie.
Uitgang niet Dom- maar Breslauerplatz volgde ik mijn voornemen langs de Rijn naar de St. Kunibert te wandelen en moest op de hoek nota bene als Amsterdammer een viertal Duitsers de weg wijzen! «Folgen Sie mir», antwoordde ik beleefd en zij grinnikten toen ik mijn identiteit bekend maakte, toezeggend dat ook ik naar dat bouwwerk ging. Een oude injectienaald op het trottoir schopte ik in de hoek. Barre connotatie, zeg! Aldaar aangekomen en omheen gelopen was het merkwaardig stil; op het voorplein liepen slechts een paar mensen en het kostte extra tijd via de zij-ingang het Romaanse gebouw te betreden, waar mij een verrassing wachtte! Maar eerst hoe ik tot dit alles gekomen ben.
Zo rustig buiten, zo vol binnen. Om 10.10 uur zag ik het gehele middenschip van de kerk vol met wachtende, zittende mensen die zachtjes met elkaar converseerden. Een misformulier kon ik gratis pakken bij de tafel en de collecte werd mij van harte aanbevolen. Naar voren lopend zag ik rijen lege plaatsen, bestemd voor genodigden en pers (!), teruglopend via het middenpad bemerkte ik geen één vrije plaats of men hield deze gereserveerd. Ik moest knarsetanden; bedacht mij met stelligheid dat "vroeger dan vroeg" ik toch niet naar Keulen komen kan en wandelde naar de rechterzijde, zo vooraan mogelijk en kon in de hoek een vrije plaats vinden om het hoge altaar nog goed te kunnen zien. Twee oude vrouwen mompelden ook hier over reservering, maar ik negeerde nu wel. Alras zag ik dat de Mis IV afgedrukt was op dit feest van St. Lucas en de 750-jaar wijding van de St. Kunibert.
Om 10.45 uur begon een man vanachter het preekgestoelte met een langdradige redevoering aangaande de orde van dienst. Het Pontifikalamt met Alfons M. kardinaal. Stickier, waarvan op de invitatie vermeld met toestemming van Joachim kardinaal Meisner, benodigde vooraf enige opfrissing van voorconciliaire kennis. «De dienst is tot God gericht en de priester spreekt op het hoogaltaar met een stem zö, dat deze voor hem nog nèt verstaanbaar is». Professor Jungmann schrijft zelfs dat in de Byzantijnse ritus een gordijn, doek of karton wordt geschoven tussen priester en aanwezige gelovigen om de celebrant volle intimiteit in de consecratiewoorden te gunnen. Meervoudige vermelding van het begrip "onbloedig Kruisoffer", dat ik nog goed weet vanuit de oude missaals in mijn jeugd, maar wat nu niet meer gebezigd wordt. Toch de meeste aandacht vroeg de spreker voor de wijze van communie, die verplicht met de mond moest geschieden, daar paus Paulus VI de mengvorm mond/hand heeft afgekeurd, hetgeen nu gebruikelijk is. Het klonk haast als een verbod de handen te gebruiken om de Communie in ontvangst te nemen en eenieder schikte zich daarin.
De twee lege plaatsen links van mij werden nu opgevuld door een vrij jonge vrouw, die een scherp gecontoureerd en zedig gelaat toonde, alsmede door een jong meisje met naïeve blik. Zij bleek een Poolse te zijn uit Dortmund en zal ongetwijfeld, durf ik te veronderstellen, Duits bloed van haar voorouders meegekregen hebben, sprak goed Duits en benutte een missaaltje uit 1930 (!) in de Poolse taal, wat een bewijs te meer is dat de oude ritus «sich bewährt hat»! Maar ik bemerkte dat zij mijn achterste ietsje opdrukte, zodat ik niet vol mijn gewicht op de bank kon zetten, want ook zij wilde van het hoogaltaar wat kunnen zien, zei ze mij zachtjes. Daar de vrouw blijk gaf van een vroomheid waarvoor ik ontzag heb, zweeg ik nederigerwijze.
De rechterplaats in de kerk had een nadeel achter een loodzware hoekpilaar te zitten, maar z'n voordeel: ik zat vlak achter het gregoriaans koor en hoorde de gehele Mis de krachtige mannenstemmen van dertigers tot vijftigers overduidelijk, volgde de neumen (op de Introïtus na) in mijn gregoriaans missaal. Geleidelijk liepen naar de zijkanten van de plaats voor het altaar drommen mannen in miskleding en stelden zich op in rijen van twee. Van een plechtige intocht van allen met koor was dus geen sprake, men had de plaatsen al ingenomen.
Maar daar bleef het niet bij. Nadat werkelijk alle zitplaatsen waren bezet, stroomde niettemin een massa mensen naar voren en stelde zich op, nagenoeg tussen het vooraltaar en mijn zitplaats, zodat de vrije blik vrijwel werd belemmerd. Daarenboven schaarden zich bezoekers achter de dubbele rij ministranten zodat hier een ondoordringbare muur of haag werd gevormd. Ik bemerkte drie jongemannen met de rug tegen de pilaar en aarzelde even ook een pilaar te zoeken en anderhalf of twee uur staande de H. Mis bij te wonen, maar, bedacht ik mij, ik heb geenszins de ambitie een pilaarheilige te worden en mijn voornemen is, alhoewel nu niet gepast hierover te denken, om des middags nog fit genoeg te zijn in de Altstadt rond te wandelen. Ik bleef dus waar ik was en besefte het belangrijkste te kunnen zien: het hoogaltaar!
Vele functionarissen spoedden zich voorwaarts, vaak was het een gekrioel van overleg, wijzen en samen ergens heen lopen. Ietwat storend, moet ik zeggen. Twee camera's op driepoot werden bediend door jonge mensen, van wie een zelfs op een stoel moest staan om bij de lens te kunnen komen: hij filmde over de ruggen heen.
Eindelijk begon het orgelspel, en hoe! De dubbele orgelkasten van wel vijf meter hoog en anderhalve meter dik waren op de bodem geplaatst voorin de kerk. De organist begon rustig, maar de muziek zwengelde aan tot hysterische proporties, vol gecomponeerde dissonanten en contrapunten, dat ik welhaast die van (en door!) Franz Liszt bevroedde. Soms tien vingers manuaal en twee tot vier pedaal! De luide bastonen deden de bank zelfs trillen van genot, de zachte tonen waren als fluweel. Toch zat ik ver van het orgel af, maar kon de piano's en pianissimo's allerduidelijkst verstaan: de akoestiek in dit gebouw is voortreffelijk! Als deze ouverture niet 12½ minuut geduurd heeft, dan ben ik een boon, maar ik luisterde intens naar deze klankenstorm en genoot met volle teugen van muziek, waarvan doorgaans ik mij mijn leven lang afvraag of componisten niet engelen zijn (geweest) in aardse gedaante... om de mensheid te verrijken met een voorproefje van hemelse klank... Schopenhauer achtte de muziek boven alle categorieën verheven en voor ieder verstaanbaar. Ook al ben je ooit neerslachtig - maar ik lijd niet aan stemmingen - dan is het juist de muziek die je opbeurt als een vriendelijke en hartelijke stem je niet kan bemoedigen.
Ik voelde de climax en cadens van de compositie naderen en bereidde mij voor op het begin van de Mis, keek vrij veel achterom, maar zag alleen maar ouderen en beslist vele jonge mensen in aandacht verzonken, bij wier gelaat een uitdrukking van pijnlijke ernst viel te bespeuren. Ikzelf ben niet zo manifest in mijn gevoelens, want als boekenmens zou je dan bij elk nieuw boek of pagina kunnen lachen of huilen, zuchten of steunen, glimlachen of grinniken..., neen, ik houd mijn emotie voor mij en denk des te beter.
Toen opeens gebeurde het: er stonden mensen op, hetgeen gepaard ging met enig geluid van ritselend papier, jassen en krassend geschuifel en een klein, roodbekeppeld mannetje betrad het middenpad, gevolgd door een jongmens als slippendrager, die een purperen sluier van wel vijf a zes meter moest vasthouden (de cappa magna, opm. v.d. redactie, zie onderaan). Ik was stomverbaasd, want zoiets had ik nooit verwacht! Tussen de gaten der wachtenden door zag ik de kardinaal in rood kazuivel of bovenkleed, rode sandaaltjes en rode sokjes. Maar van schrijden was geen sprake, alhoewel hij geen haast hoefde te hebben. Dan werd de sleep afgelegd en de diverse ministranten, van wie er velen knielden, namen hun plaats herschikkend weer in. Wij gingen nog niet zitten daar niemand daartoe aanstalten maakte. Alhoewel er geen wijwater werd gesprenkeld, was een wierookvat wel van de partij, zonder dat wij een buiging hoefden te betrachten.
De Romaanse St. Kunibert was heel licht van binnen, eigenlijk een contradictio in terminis (!); de zandsteen van de herbouw na 1945 was licht, de ramen waren veelal van transparant vensterglas voorzien en de zon scheen op deze dag helder en fel, de ruimte binnen ten volle oplichtend. Of er lampen waren ben ik vergeten. De massiviteit is zoals altijd indrukwekkend, de dikke pilaren zijn volgens Hippolyte Taine een symbool der standvastigheid, zelfs eeuwigheid. Niettemin werd de kerk voor 75% geruïneerd en de foto's bij een variabel muurtje lieten oud, oorlog en herbouw zien. Het orgel was zeker nieuwbouw. De ruimte per bank was royaal zodat de kerk daarom snel vol is, maar misschien is deze dag wel alleruitzonderlijkst geweest. Ruimte voor staanplaats is er te over. Kenmerkend voor deze kerk is het totaal ontbreken van beelden en een kruiswegstatie heb ik niet bemerkt. De lichtbruine steenkleur is aangenaam voor het oog, zeker als deze beschenen worde met zonlicht.
Toen zette het gregoriaans koor in en ik werd overdonderd door de krachtige mannenstemmen. Het koor voor de ontvangst van de bisschop kende ik niet, maar de neumen zijn wel zo eenvoudig dat meezingen geen probleem oplevert.
De Introïtus en de volgende gregoriaanse gezangen werden perfect gebracht, men had de heilige taak goed voorbereid! Het Kyrie en Gloria werden door de aanwezigen vrij goed gezongen, daarbij ondersteund door de zangers met hun welluidendheid. Mis IV op de feesten der apostelen in Latijn met Duitse vertaling vlak hieronder is bijzonder handig. De zwakke stem van de kardinaal was goed te horen gezien de gespannenheid der mensen. Epistel en Evangelie in Latijn door de kardinaal zelve.
De preek werd een kleine desillusie: een klein mannetje moet zich achter de katheder bevonden hebben, voorzien van een iel stemmetje met Kölsche tongval en sprekend over pre- en postconciliaire liturgische details. Sacrosanctum Concilium werd geregeld geciteerd. Geen woord over St. Lucas, geen woord over St. Kunibert, alleen tekst en uitleg over vandaag. Maar een dergelijke tekst acht ik bij voorbaat ongeschikt voor een homilie, want hem lezen beklijft zoveel meer.
Het Credo werd uit volle borst (mee)gezongen, maar later (zoals gewoonlijk) ook hier haperen bij het Sanctus en Agnus Dei. De reden hiervan is mij tot nog toe onbekend!
Met zwakke stem las de kardinaal de Prefatie om zich naar boven te begeven voor het verrichten van de Consecratie. Ook geknield zijnd, kon ik de celebrant nu goed zien en om mij heen was het muisstil. De ministranten knielden allen, het koor en de dirigent bleven staan. Staanden op de zijpaden knielden op de grond als ware er een totale eenheid van aandacht en gedachte, de blikken fel gericht op de handelende priester. Inderdaad, van woorden was niets te horen, slechts het geluid van de drietonige schellen boorde zich door de mensen heen, die ijverig de consecratiewoorden in het alleen in Duits vermeld begonnen te lezen, zij het achteraf.
Het Pater Noster werd uit volle mond gezongen, van dit overbekende en ijzersterke lied uit de rooms-katholieke liturgie neem ik niettemin altijd de neumen mee en raadpleeg deze voor alle zekerheid; want in een dubbelgemotiveerd gezelschap is een "canard" een kleine blamage en leidt de anderen maar nodeloos af.*
De Communie vond anders dan gewoonlijk plaats, daar vooraf geen instructie werd gegeven als iets van "zijpad heen, middenpad terug". Dit nu, wetende dat zo'n richtlijntje of gewoon vriendelijk verzoek niet voor niets wordt gebezigd (bonae leges ex malis moribus), leidde vóór de communiebank tot enigszins pijnlijke taferelen dat de terugkomenden tegen de wachtenden en aankomenden bijna-botsten en menig elleboog werd gevoeld, maar eenieder hield zich zo dun mogelijk ten einde de ander te kunnen laten passeren. Ik liet de knappe Poolse met een onopvallend handwuifje voorgaan en zij aanvaardde mijn geste met een lichte knik van instemming.
Bij de rechter bank aangekomen, waar toevalligerwijs ook de kardinaal ging bedienen, kwam ik terecht nèt rechts van het midden en bedacht ik mij razendsnel hoe de tong te bieden zonder een al te grof aangezicht te trekken; ik besloot mijn ogen daarbij te sluiten. Maar nog niet gedaan, zag ik een priester die wel drie hoofden groter was dan de kardinaal snel mijn richting opschuifelen met zijn jongere hulpje die het schaaltje vasthield. Mijn hart bonsde, want zou ik de kardinaal missen, dan ware mijn dag voor niets geweest! Ik besef nu wel oneerbiedig mijn gedachten te laten gaan, want gaat het niet toch om de uitreiking van het Heilig Sacrament, een kernpunt in het rooms-katholieke geloof en wie zal beweren dat de uitreiker hiervan nog van belang is? Las ik dezer dagen hiervoor niet in een mijner ter beschikking staande geschriften dat zelfs in het theoretische geval als de priester ongeïnteresseerd de Mis opdraagt of de handelingen verricht en woorden uitspreekt, DAN NOG de Mis geldig is, als altijd en behoef ik mij dus geen zorg te maken over de waarde van de H. Communie (ex opere operato). En Escobar y Mendoza schrijft in zijn casuïstiek dat zelfs het ongeïnteresseerd bijwonen van de H. Mis TOCH geldt als een voldaan hebben aan de (voormalige!)** zondagsplicht.
Maar.... ik las over de H. Pastoor van Ars dat van heinde en verre lieden juist bij hèm kwamen biechten, zodat de arme man dagelijks kramp in zijn ledematen kreeg van het nauwbenauwde zitten op één plek. En de mensen waren gelukkig opgelucht. Hier kan men toch ook contra-argumenteren dat (de. waarde van) het sacrament der Biecht onafhankelijk is van de persoon des biechtvaders, wat in casu dan niet in praktijk gebracht geworden is! Hadden de andere priesters in die omgeving niet kunnen jammeren misschien minder goed te zijn?
Ergo, Communie is Communie, onafhankelijk van de tribulations et visicitudes der aardse mensen en epochen. Gewoon tijdloos! Tenslotte overweeg ik dat het bijwonen ener Pausmis alle andere religieuze bijeenkomsten ter wereld als summa summarum overschaduwt? Maar, peins ik, ik zit ook in Keulen, heb moeizame voorbereiding verricht en extra-vertraging op de reis lijdzaam ondergaan om welhaast natuurlijk het verlangen (een natuurlijk verlangen?) te koesteren door nota bene een kardinaal te worden bediend! Mijn inwendige stem kwelt mij nu hevig en jent «Je vindt het maar wat leuk bij een kardinaal te zijn!» «Mag ik», antwoord ik hem, en dat niet om een ander de loef af te steken en vol trots mijn wedervaren rond te bazuinen, aflaten te verdienen, neen, slechts verschijnen alleen om te voelen in diepste stilte of hier werkelijk iets bijzonders gaat gebeuren...? En dit was zo, echt zo, als door een ingreep van boven bij mijn linkerarm de lange ministrant aangekomen, zwenkte deze naar achteren en begaf zich naar AF, zodat de kleine kardinaal mij tegemoet kon komen. Ik moet vol spanning hem aangezien hebben, mijn ogen moeten hem bestraald hebben wat hij als mensenkenner moet hebben bemerkt! Ik geloof dat mijn adem stokte en dat ik met gesloten ogen en bescheiden tong de Communie liet plaatsvinden. Onmiddellijk bemerkte ik dat de priester een vrij lang gebed per ontvanger uitsprak, dat ik niet ken en mij niet meer herinner van vroeger; gegarandeerd en vanzelfsprekend (in) de oude ritus!***
Terug gaan was, zoals beschreven, ietwat problematisch en deed wel afbreuk aan de gewijde sfeer rondom, waarvoor men toch zich moeite getroost met volle inzet! Maar de uitreiking der Communie was nog lang niet voorbij. Er kwamen zoveel mensen, en nog meer, en nog een paar, dat de Schola zes a zeven maal de communiezang ten gehore bracht, afgewisseld door intiem orgelspel van wisselende soort, juweeltjes van orgelmuziek. Zó lang konden wij niet blijven knielen en ik ging weer zitten, er voor wakend mijn rug niet tegen de gevouwen handen van de persoon achter mij te raken. Dan werd het Salve Regina met de eenvoudige zangwijze ingezet, waarvan ik in elk geval de neumen bij mij had. Ik liet de Poolse meelezen, die aanvankelijk zich aarzelend opstelde.
Het slot ging bijzonder snel, de feestelijke uitgeleide was een eenvoudige melodij, maar merkwaardigerwijs heb ik het In principio erat Verbum niet horen zeggen, alhoewel in het misformulier enkel de Duitse vertaling stond afgedrukt. Misschien werd het zacht gezegd, zoals zovele gebeden in deze H. Mis.****
De kardinaal verliet snel de kerk, met alweer de slippendrager, waarbij een oerbekend Duits lied werd ingezet, waarvan ik niet de tekst weliswaar ken, maar zeker rustig kon meeneuriën. De H. Mis was voorbij en een technisch en muzikaal geweldig orgelstuk werd als afsluiting ingezet, zij het van minder luidere proportie.
Daar de bezoekers snel het gebouw verlieten en ik nog op tijd mijn buurvrouw kon weggroeten, voorgoed, was ik in de gelegenheid tijdens het aandachtig beluisteren ook wat rond te lopen, alhoewel er niet zoveel te bezien was. Een tussen schotten verborgen kerkschat uit d'oude tijd betrof hoofden van beelden die ooit de kerk gesierd moeten hebben, want niet slechts religie speelt hier een rol, doch evenzeer de kunsthistorische waarde. En ik bekeek de foto's van de bouwgeschiedenis zoals eerder vermeld. Maar nog niet was het spel beëindigd of ik ontwaarde nu pas de organist, die in trance en overgave achter de orgelkast de meest merkwaardige lichaamsbewegingen ten toon spreidde; maar weinigen aanschouwden dit en hoeveel minder luisterden werkelijk aandachtig? Moest iemand uit Amsterdam juist daarvoor afreizen? Geen applaus, al had ik nog zo graag gewild.
We hebben, dat voel ik zeker, te maken gehad met één der beste organisten van Duitsland, Albert Richenhagen, "gewiß"!
Op het voorplein was het aangenaam druk, maar een bekende kom ik in den verre natuurlijk niet tegen. Ik kuierde heen en weer en weer terug; bekeek de mensen van nabij, men was vrolijk gestemd, al was het maar dat velen anderen wél kenden en een weerzien aanleiding gaf tot geanimeerde conversatie. De Duitser die mij ooit de weg vroeg zwaaide mij een kleine glimlach toe. Om niet eenzaam achter te blijven stapte ik brutaal af op een monumentale kerel in wit habijt met zwarte cape (een Dominicaan dus, red.) die ik des namiddags met een collega nog op het Hauptbahnhof zou zien stappen, en stelde ik mij voor als «ein Kirchengänger aus Amsterdam». «Sooo,... Sooo, ...» zong een sonore stem, maar tot een gesprek kwam het echter niet, spijtig, maar waar, ik onderbrak ook zijn eerder gesprek.
Boven mij luidde de zware torenklok, zó dat zelfs mijn voeten begonnen te jeuken van de resonantie. Ja, dit is pas beieren! Denderend boven onze hoofden, in de ware zin des woords! Neen, in Holland hebben ze dergelijk formidabel degelijke klokken niet. Maar een Romaanse kerk in Duitsland kan daar ook tegen.
Veel viel er niet meer te doen, wachten zou tijdverspilling zijn; ik begaf mij met rustige tred onder de stralende lucht "wohlgemut" naar de verfrissende Rijnoever.
Cappa magna
Een der waardigheidstekenen van kardinalen en bisschoppen en - bij wijze van bijzonder voorrecht - van sommige andere prelaten of zelfs van kanunniken. Zij bestaat uit een ruime, tot de voeten afhangende mantel, van voren opgerold en op beide voorarmen gedragen, van achter met een sleep of cauda, die voor kardinalen en bisschoppen, door een caudetarius gedragen wordt en ongeveer zes meter lang is. Zij is voorzien van een grote kap, waaraan zij haar naam ontleent, doch die nooit gebruikt wordt. De Cappa magna der kardinalen is van rode zijde; die der bisschoppen van paarse stof, tenzij voor bisschoppen uit een religieuze orde. De distinctieven van een kardinaal zijn: een roodzijden toga, een saffieren ring, een rode baret (bonnet met 3 punten), een rode kardinaalshoed (en wapen) met 15 kwasten aan weerszijden (een aartsbisschop krijgt in de heraldiek 10 groene kwasten aan weerszijden, een bisschoppelijk wapen draagt aan weerszijden zes kwasten, het wapen van een abt drie. Ook sommige andere prelaten hebben in de heraldiek recht op een door een hoed met tweemaal drie kwasten gedekt wapen). De cappa magna geldt als bewijs van jurisdictie en mag daarom, behalve door kardinalen van de Curia Romana, niet buiten het diocees worden gedragen. Het is maar dat u het weet: in het internationaal recht wordt een kardinaal behandeld als een prins van koninklijken bloede.
*Opmerking I van de redactie.
Het meezingen van het Pater Noster is in de ritus van Trente hoogst ongebruikelijk. Deze gewoonte is samen met de Novus Ordo Missae na het concilie (welhaast ongemerkt) binnengeslopen. Voor het concilie werd het Pater Noster overal uitsluitend door de priester gezongen; het volk zong nooit mee. Het is merkwaardig hoe weinig ouderen zich dit - gezien de praktijk - nog herinneren.
**Opmerking II van de redactie.
Zoals vele mensen met hem, veronderstelt de schrijver van het verslag ten onrechte dat de zondagsplicht tegenwoordig is afgeschaft. Dit is een misvatting. De Kerk heeft de zondagsplicht - ook na het Vaticanum II - nooit afgeschaft. Deze is nog onverminderd van kracht, zij het dat men vandaag volgens de nieuwe regels ook aan zijn zondagsplicht voldoet als men op zaterdag na 17.00 uur een H. Mis bijwoont.
*** Opmerking III van de redactie.
In plaats van tegenwoordig gebruikelijke afkorting "Lichaam van Christus" ofwel "Corpus Christi" wordt in de ritus van Trente - gelukkig - de gehele formule uitgesproken, t.w.: "Corpus Domini nostri Jesu Christi custodiat animam tuam in vitam aeternam. Amen" (Het Lichaam van Onze Heer Jezus Christus beware uw ziel voor het eeuwige leven. Amen).
**** Opmerking IV van de redactie.
Zoals ook vroeger bij Kerstnachtmissen gebruikelijk was, is ook hier de celebrant voortgegaan met de gebeden der H. Mis, terwijl de assistentie voortging met het uitreiken van de H. Communie. De proloog van het Evangelie van St. Jan heeft dus wel plaatsgevonden, maar is mogelijkerwijs aan de aandacht van de schrijver ontsnapt.
Pontificale H. Mis op video
Van deze plechtige pontificale Hoogmis met kardinaal Stickler als celebrant in de St. Kunibertkirche te Keulen is een beeldbandregistratie gemaakt van uitzonderlijk hoge, professionele kwaliteit. Deze videoband (systeem VHS) is te bestellen bij:
Geschäftsstelle der UNA VOCE DEUTSCHLAND,
Geldorpstraße 4
D-50733 KÖLN, Deutschland.
De prijs per band bedraagt inclusief verzendkosten 66 Nederlandse guldens, die u kunt overmaken op (de Nederlandse) postbank nr. 554.74.26 ten name van Dr. R. Kaschewsky, Sankt Augustin, Duitsland onder vermelding van "Video St. Kunibert". Niet vergeten het aantal te vermelden, óók als het er één is.
Voor de faxbezitters onder ons: u kunt ook per fax bestellen. Het faxnummer is: 00 49 22 41 27 274
Na de H. Mis met de kardinaal werd in de middag een conferentie gehouden door prof. dr. Walter Hoeres met als titel: Die Schätze der Überlieferung (De schatten der overlevering) – Gestalt und Leuchtkraft der klassischen Liturgie. De tekst van deze voordracht is in het Duits gepubliceerd in Una Voce Korrespondenz, 27. Jahrgang, Heft 6, Nov./Dez. 1997, blz. 328-348.
Van deze lezing is een geluidsregistratie gemaakt, die te bestellen is bij:
Herrn Christoph Rothkranz, Untere Großgasse 9, D- 56341 FILSEN, Deutschland, tel. 00 49 67 73 77 83.
Exclusief verzendkosten bedraagt de prijs van deze audiokassette DM 14,=
6/22/2010 10:45 PM by Josh's Blog
Eerder gepubliceerd in:
Brevi Manu - Nieuwsbrief van Una Voce Nederland J3, #1, (april 1998) p9-15; Redacteur A.F.M. Bongers (+10 maart 2006 te Aarle-Rixtel)
Katholiek Maandblad - Uitgave van de Stichting voor Kerk en Geloof, J10, #3 (maart 1998) p78-85; Hoofdredacteur Prof. Mag. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P. (+4 augustus 2004 te Nijmegen)
Ook verslagen in:
Pro Missa Tridentina - Rundbrief des Laienverenigung für den klassischen römischen Ritus in der katholischen Kirche e.V. #14 (december 1997) p28-30 door Monika Rheinschmitt
Op 18 oktober 1997 vond er in de kerk van St. Kunibert te Keulen een plechtige pontificale Hoogmis plaats, die werd gecelebreerd door kardinaal Stickler S.D.B., geassisteerd door priesters van het Institut Christ Roi te Gricigliano. Een verslag van deze dag bereikte ons helaas te laat om nog in het Kerstnummer 1997 opgenomen te kunnen worden. Omdat deze aflevering van ons tijdschrift de eerste is van 1998, bieden wij u de impressie aan die een ons bekende Amsterdammer naar aanleiding van deze dag schreef. Hoewel de vertraging niet te vermijden was bieden wij onze lezers niettemin onze excuses daarvoor aan. Tegelijkertijd danken wij de schrijver voor zijn spannende en boeiende relaas.
Op het Centraal Station Amsterdam gebracht om 05.45 uur zag ik de bekende vieze schare hangenden, voor apegapen liggenden en mank drentelenden, en maar een paar reizigers. Zoals verwacht was de vervroegde vertrektijd niet op het grote bord zichtbaar gemaakt en informeerde ik voor alle zekerheid bij de lokettistes, die stenciltjes hadden met urgente wijzigingen.
Het zou een dag vol vertraging en verwarring worden en blijven. Op perron 4 helemaal geen Eurocity te zien, maar een klein geel treintje van Nederlandse makelij. Noem je dat de luxe waarvoor betaald? De paar reizigers, van wie de meesten nog met afschuwelijke rugzakken, spoedden zich geeuwend naar de opgewekte vrouwelijke conducteur, die al direct begon met de mededeling zelf ook vol voor verrassingen te staan, daar de «echte» Eurocity uit Duitsland de avond tevoren in Emmerich was blijven staan - wegens werkzaamheden aan de wissels in Nederland. Wij moesten dus aldaar aangekomen maar overstappen en nu genoegen nemen met noodvervoer, dat nauwelijks een paar uur geleden geregeld geworden is.
Nu dus, 'ausgerechnet' deze zaterdag, gaat de trein niet via het Amstelstation, maar maakt een omweg in Nederland via Amersfoort, Apeldoorn, Zutphen naar Arnhem, hetgeen drie kwartier vertraging oplevert.
In het donker reden wij door mysterieus Nederland via spoorwegen die mij altijd onbekend zijn gebleven, en er werd hier en daar of langzaam gereden of stil gestaan, wat een danig gevoel van irritatie opleverde, te weten dat de extra-vertraging al 15 minuten beliep. Meermaals verontschuldigde de conductrice zich in vlot Amsterdams, zeggende dat ook zij herhaaldelijk voor raadsels staat... Een reis om nooit te vergeten! Bij Apeldoorn kwam rechts de zon boven de kim en paarse wolkenslierten tekenden zich af met behoorlijke grondmist vooraan de weilanden, maar wij draaiden 180° en zagen de opkomende dagster nu van links, wat de oriëntatie even deed wankelen. Wachten en stapvoets rijden, voor Arnhem wel 10 minuten staan, daar het station maar één vrij spoor had. Als kopstation fungerend reden wij nu Duitsland in, de andere richting uit, en kwamen te Emmerich aan, popelend opgewacht door de Duitse Eurocity, die met hoge heerlijke snelheid richting Keulen stoof. Eindelijk reden wij normaal.
Twee vrouwen van middelbare leeftijd lieten mij welwillend in hun coupé, grappig mompelend wat ze thuis moesten zeggen met een vreemde man samen gezeten te hebben... en ik babbelde met dezen over huilende madonnabeelden. «Is dat geen bijgeloof?» vroeg ik hun verbaasd, en zij antwoordden dat ook kerkelijke functionarissen toch maar met deze "devotie" meededen. Toen ik hun de uitnodiging voor de Sankt Kunibert liet lezen zwegen ze verder, wat ik niet had verwacht... Ik was zeker te vertrouwelijk geworden.
Van landschapsschoon is op die "Strecke" niet veel te merken, alleen industriegebied en hoogspanningskabels. Een vliegveld was duidelijk te zien, waar ik in april 1986 in de auto langsreed. Maar eerst nog een jong gezin met een overvlot jong moedertje van zwaren stemme en volijverige aandacht voor haar twee ondeugende dochtertjes, die kennelijk op mij indruk wilden maken. Ik keek wel eens, maar heus niet al te opvallend; zij echter beloerden mij van alle kanten als ware ik een vreemd beest in de dierentuin. De vader las onverschillig in een computerblad vol bladerende schreeuwreclame.
De aankomst te Keulen werkt op de adrenaline van ieder mens alsof de jongste dag aanbreekt. De eerste maal deze reis gemaakt hebbende in augustus 1969 herinner ik mij nog de hoge stem van een jong mens, met “Sehe mal den Rhein, sehe mal den Rhein”, en nu, hier, komt men ogen en oren tekort met weinig blikken zoveel mogelijk ineens te absorberen ten einde gulzig en gretig een totaal-indruk te verkrijgen. De kindjes plaagden nog wat door de toren van het Rathaus dom voor Dom te verklaren, maar vader corrigeerde hen snelst met zekere stem. Als ieder al bepakt en bezakt naar de uitgang spoedt, zit ik nog rustig om mij heen te kijken. Het station, al overvol, reden wij in om 09.50 uur en ik dronk op het perron stante pede een beker koffie.
Uitgang niet Dom- maar Breslauerplatz volgde ik mijn voornemen langs de Rijn naar de St. Kunibert te wandelen en moest op de hoek nota bene als Amsterdammer een viertal Duitsers de weg wijzen! «Folgen Sie mir», antwoordde ik beleefd en zij grinnikten toen ik mijn identiteit bekend maakte, toezeggend dat ook ik naar dat bouwwerk ging. Een oude injectienaald op het trottoir schopte ik in de hoek. Barre connotatie, zeg! Aldaar aangekomen en omheen gelopen was het merkwaardig stil; op het voorplein liepen slechts een paar mensen en het kostte extra tijd via de zij-ingang het Romaanse gebouw te betreden, waar mij een verrassing wachtte! Maar eerst hoe ik tot dit alles gekomen ben.
Zo rustig buiten, zo vol binnen. Om 10.10 uur zag ik het gehele middenschip van de kerk vol met wachtende, zittende mensen die zachtjes met elkaar converseerden. Een misformulier kon ik gratis pakken bij de tafel en de collecte werd mij van harte aanbevolen. Naar voren lopend zag ik rijen lege plaatsen, bestemd voor genodigden en pers (!), teruglopend via het middenpad bemerkte ik geen één vrije plaats of men hield deze gereserveerd. Ik moest knarsetanden; bedacht mij met stelligheid dat "vroeger dan vroeg" ik toch niet naar Keulen komen kan en wandelde naar de rechterzijde, zo vooraan mogelijk en kon in de hoek een vrije plaats vinden om het hoge altaar nog goed te kunnen zien. Twee oude vrouwen mompelden ook hier over reservering, maar ik negeerde nu wel. Alras zag ik dat de Mis IV afgedrukt was op dit feest van St. Lucas en de 750-jaar wijding van de St. Kunibert.
Om 10.45 uur begon een man vanachter het preekgestoelte met een langdradige redevoering aangaande de orde van dienst. Het Pontifikalamt met Alfons M. kardinaal. Stickier, waarvan op de invitatie vermeld met toestemming van Joachim kardinaal Meisner, benodigde vooraf enige opfrissing van voorconciliaire kennis. «De dienst is tot God gericht en de priester spreekt op het hoogaltaar met een stem zö, dat deze voor hem nog nèt verstaanbaar is». Professor Jungmann schrijft zelfs dat in de Byzantijnse ritus een gordijn, doek of karton wordt geschoven tussen priester en aanwezige gelovigen om de celebrant volle intimiteit in de consecratiewoorden te gunnen. Meervoudige vermelding van het begrip "onbloedig Kruisoffer", dat ik nog goed weet vanuit de oude missaals in mijn jeugd, maar wat nu niet meer gebezigd wordt. Toch de meeste aandacht vroeg de spreker voor de wijze van communie, die verplicht met de mond moest geschieden, daar paus Paulus VI de mengvorm mond/hand heeft afgekeurd, hetgeen nu gebruikelijk is. Het klonk haast als een verbod de handen te gebruiken om de Communie in ontvangst te nemen en eenieder schikte zich daarin.
De twee lege plaatsen links van mij werden nu opgevuld door een vrij jonge vrouw, die een scherp gecontoureerd en zedig gelaat toonde, alsmede door een jong meisje met naïeve blik. Zij bleek een Poolse te zijn uit Dortmund en zal ongetwijfeld, durf ik te veronderstellen, Duits bloed van haar voorouders meegekregen hebben, sprak goed Duits en benutte een missaaltje uit 1930 (!) in de Poolse taal, wat een bewijs te meer is dat de oude ritus «sich bewährt hat»! Maar ik bemerkte dat zij mijn achterste ietsje opdrukte, zodat ik niet vol mijn gewicht op de bank kon zetten, want ook zij wilde van het hoogaltaar wat kunnen zien, zei ze mij zachtjes. Daar de vrouw blijk gaf van een vroomheid waarvoor ik ontzag heb, zweeg ik nederigerwijze.
De rechterplaats in de kerk had een nadeel achter een loodzware hoekpilaar te zitten, maar z'n voordeel: ik zat vlak achter het gregoriaans koor en hoorde de gehele Mis de krachtige mannenstemmen van dertigers tot vijftigers overduidelijk, volgde de neumen (op de Introïtus na) in mijn gregoriaans missaal. Geleidelijk liepen naar de zijkanten van de plaats voor het altaar drommen mannen in miskleding en stelden zich op in rijen van twee. Van een plechtige intocht van allen met koor was dus geen sprake, men had de plaatsen al ingenomen.
Maar daar bleef het niet bij. Nadat werkelijk alle zitplaatsen waren bezet, stroomde niettemin een massa mensen naar voren en stelde zich op, nagenoeg tussen het vooraltaar en mijn zitplaats, zodat de vrije blik vrijwel werd belemmerd. Daarenboven schaarden zich bezoekers achter de dubbele rij ministranten zodat hier een ondoordringbare muur of haag werd gevormd. Ik bemerkte drie jongemannen met de rug tegen de pilaar en aarzelde even ook een pilaar te zoeken en anderhalf of twee uur staande de H. Mis bij te wonen, maar, bedacht ik mij, ik heb geenszins de ambitie een pilaarheilige te worden en mijn voornemen is, alhoewel nu niet gepast hierover te denken, om des middags nog fit genoeg te zijn in de Altstadt rond te wandelen. Ik bleef dus waar ik was en besefte het belangrijkste te kunnen zien: het hoogaltaar!
Vele functionarissen spoedden zich voorwaarts, vaak was het een gekrioel van overleg, wijzen en samen ergens heen lopen. Ietwat storend, moet ik zeggen. Twee camera's op driepoot werden bediend door jonge mensen, van wie een zelfs op een stoel moest staan om bij de lens te kunnen komen: hij filmde over de ruggen heen.
Eindelijk begon het orgelspel, en hoe! De dubbele orgelkasten van wel vijf meter hoog en anderhalve meter dik waren op de bodem geplaatst voorin de kerk. De organist begon rustig, maar de muziek zwengelde aan tot hysterische proporties, vol gecomponeerde dissonanten en contrapunten, dat ik welhaast die van (en door!) Franz Liszt bevroedde. Soms tien vingers manuaal en twee tot vier pedaal! De luide bastonen deden de bank zelfs trillen van genot, de zachte tonen waren als fluweel. Toch zat ik ver van het orgel af, maar kon de piano's en pianissimo's allerduidelijkst verstaan: de akoestiek in dit gebouw is voortreffelijk! Als deze ouverture niet 12½ minuut geduurd heeft, dan ben ik een boon, maar ik luisterde intens naar deze klankenstorm en genoot met volle teugen van muziek, waarvan doorgaans ik mij mijn leven lang afvraag of componisten niet engelen zijn (geweest) in aardse gedaante... om de mensheid te verrijken met een voorproefje van hemelse klank... Schopenhauer achtte de muziek boven alle categorieën verheven en voor ieder verstaanbaar. Ook al ben je ooit neerslachtig - maar ik lijd niet aan stemmingen - dan is het juist de muziek die je opbeurt als een vriendelijke en hartelijke stem je niet kan bemoedigen.
Ik voelde de climax en cadens van de compositie naderen en bereidde mij voor op het begin van de Mis, keek vrij veel achterom, maar zag alleen maar ouderen en beslist vele jonge mensen in aandacht verzonken, bij wier gelaat een uitdrukking van pijnlijke ernst viel te bespeuren. Ikzelf ben niet zo manifest in mijn gevoelens, want als boekenmens zou je dan bij elk nieuw boek of pagina kunnen lachen of huilen, zuchten of steunen, glimlachen of grinniken..., neen, ik houd mijn emotie voor mij en denk des te beter.
Toen opeens gebeurde het: er stonden mensen op, hetgeen gepaard ging met enig geluid van ritselend papier, jassen en krassend geschuifel en een klein, roodbekeppeld mannetje betrad het middenpad, gevolgd door een jongmens als slippendrager, die een purperen sluier van wel vijf a zes meter moest vasthouden (de cappa magna, opm. v.d. redactie, zie onderaan). Ik was stomverbaasd, want zoiets had ik nooit verwacht! Tussen de gaten der wachtenden door zag ik de kardinaal in rood kazuivel of bovenkleed, rode sandaaltjes en rode sokjes. Maar van schrijden was geen sprake, alhoewel hij geen haast hoefde te hebben. Dan werd de sleep afgelegd en de diverse ministranten, van wie er velen knielden, namen hun plaats herschikkend weer in. Wij gingen nog niet zitten daar niemand daartoe aanstalten maakte. Alhoewel er geen wijwater werd gesprenkeld, was een wierookvat wel van de partij, zonder dat wij een buiging hoefden te betrachten.
De Romaanse St. Kunibert was heel licht van binnen, eigenlijk een contradictio in terminis (!); de zandsteen van de herbouw na 1945 was licht, de ramen waren veelal van transparant vensterglas voorzien en de zon scheen op deze dag helder en fel, de ruimte binnen ten volle oplichtend. Of er lampen waren ben ik vergeten. De massiviteit is zoals altijd indrukwekkend, de dikke pilaren zijn volgens Hippolyte Taine een symbool der standvastigheid, zelfs eeuwigheid. Niettemin werd de kerk voor 75% geruïneerd en de foto's bij een variabel muurtje lieten oud, oorlog en herbouw zien. Het orgel was zeker nieuwbouw. De ruimte per bank was royaal zodat de kerk daarom snel vol is, maar misschien is deze dag wel alleruitzonderlijkst geweest. Ruimte voor staanplaats is er te over. Kenmerkend voor deze kerk is het totaal ontbreken van beelden en een kruiswegstatie heb ik niet bemerkt. De lichtbruine steenkleur is aangenaam voor het oog, zeker als deze beschenen worde met zonlicht.
Toen zette het gregoriaans koor in en ik werd overdonderd door de krachtige mannenstemmen. Het koor voor de ontvangst van de bisschop kende ik niet, maar de neumen zijn wel zo eenvoudig dat meezingen geen probleem oplevert.
De Introïtus en de volgende gregoriaanse gezangen werden perfect gebracht, men had de heilige taak goed voorbereid! Het Kyrie en Gloria werden door de aanwezigen vrij goed gezongen, daarbij ondersteund door de zangers met hun welluidendheid. Mis IV op de feesten der apostelen in Latijn met Duitse vertaling vlak hieronder is bijzonder handig. De zwakke stem van de kardinaal was goed te horen gezien de gespannenheid der mensen. Epistel en Evangelie in Latijn door de kardinaal zelve.
De preek werd een kleine desillusie: een klein mannetje moet zich achter de katheder bevonden hebben, voorzien van een iel stemmetje met Kölsche tongval en sprekend over pre- en postconciliaire liturgische details. Sacrosanctum Concilium werd geregeld geciteerd. Geen woord over St. Lucas, geen woord over St. Kunibert, alleen tekst en uitleg over vandaag. Maar een dergelijke tekst acht ik bij voorbaat ongeschikt voor een homilie, want hem lezen beklijft zoveel meer.
Het Credo werd uit volle borst (mee)gezongen, maar later (zoals gewoonlijk) ook hier haperen bij het Sanctus en Agnus Dei. De reden hiervan is mij tot nog toe onbekend!
Met zwakke stem las de kardinaal de Prefatie om zich naar boven te begeven voor het verrichten van de Consecratie. Ook geknield zijnd, kon ik de celebrant nu goed zien en om mij heen was het muisstil. De ministranten knielden allen, het koor en de dirigent bleven staan. Staanden op de zijpaden knielden op de grond als ware er een totale eenheid van aandacht en gedachte, de blikken fel gericht op de handelende priester. Inderdaad, van woorden was niets te horen, slechts het geluid van de drietonige schellen boorde zich door de mensen heen, die ijverig de consecratiewoorden in het alleen in Duits vermeld begonnen te lezen, zij het achteraf.
Het Pater Noster werd uit volle mond gezongen, van dit overbekende en ijzersterke lied uit de rooms-katholieke liturgie neem ik niettemin altijd de neumen mee en raadpleeg deze voor alle zekerheid; want in een dubbelgemotiveerd gezelschap is een "canard" een kleine blamage en leidt de anderen maar nodeloos af.*
De Communie vond anders dan gewoonlijk plaats, daar vooraf geen instructie werd gegeven als iets van "zijpad heen, middenpad terug". Dit nu, wetende dat zo'n richtlijntje of gewoon vriendelijk verzoek niet voor niets wordt gebezigd (bonae leges ex malis moribus), leidde vóór de communiebank tot enigszins pijnlijke taferelen dat de terugkomenden tegen de wachtenden en aankomenden bijna-botsten en menig elleboog werd gevoeld, maar eenieder hield zich zo dun mogelijk ten einde de ander te kunnen laten passeren. Ik liet de knappe Poolse met een onopvallend handwuifje voorgaan en zij aanvaardde mijn geste met een lichte knik van instemming.
Bij de rechter bank aangekomen, waar toevalligerwijs ook de kardinaal ging bedienen, kwam ik terecht nèt rechts van het midden en bedacht ik mij razendsnel hoe de tong te bieden zonder een al te grof aangezicht te trekken; ik besloot mijn ogen daarbij te sluiten. Maar nog niet gedaan, zag ik een priester die wel drie hoofden groter was dan de kardinaal snel mijn richting opschuifelen met zijn jongere hulpje die het schaaltje vasthield. Mijn hart bonsde, want zou ik de kardinaal missen, dan ware mijn dag voor niets geweest! Ik besef nu wel oneerbiedig mijn gedachten te laten gaan, want gaat het niet toch om de uitreiking van het Heilig Sacrament, een kernpunt in het rooms-katholieke geloof en wie zal beweren dat de uitreiker hiervan nog van belang is? Las ik dezer dagen hiervoor niet in een mijner ter beschikking staande geschriften dat zelfs in het theoretische geval als de priester ongeïnteresseerd de Mis opdraagt of de handelingen verricht en woorden uitspreekt, DAN NOG de Mis geldig is, als altijd en behoef ik mij dus geen zorg te maken over de waarde van de H. Communie (ex opere operato). En Escobar y Mendoza schrijft in zijn casuïstiek dat zelfs het ongeïnteresseerd bijwonen van de H. Mis TOCH geldt als een voldaan hebben aan de (voormalige!)** zondagsplicht.
Maar.... ik las over de H. Pastoor van Ars dat van heinde en verre lieden juist bij hèm kwamen biechten, zodat de arme man dagelijks kramp in zijn ledematen kreeg van het nauwbenauwde zitten op één plek. En de mensen waren gelukkig opgelucht. Hier kan men toch ook contra-argumenteren dat (de. waarde van) het sacrament der Biecht onafhankelijk is van de persoon des biechtvaders, wat in casu dan niet in praktijk gebracht geworden is! Hadden de andere priesters in die omgeving niet kunnen jammeren misschien minder goed te zijn?
Ergo, Communie is Communie, onafhankelijk van de tribulations et visicitudes der aardse mensen en epochen. Gewoon tijdloos! Tenslotte overweeg ik dat het bijwonen ener Pausmis alle andere religieuze bijeenkomsten ter wereld als summa summarum overschaduwt? Maar, peins ik, ik zit ook in Keulen, heb moeizame voorbereiding verricht en extra-vertraging op de reis lijdzaam ondergaan om welhaast natuurlijk het verlangen (een natuurlijk verlangen?) te koesteren door nota bene een kardinaal te worden bediend! Mijn inwendige stem kwelt mij nu hevig en jent «Je vindt het maar wat leuk bij een kardinaal te zijn!» «Mag ik», antwoord ik hem, en dat niet om een ander de loef af te steken en vol trots mijn wedervaren rond te bazuinen, aflaten te verdienen, neen, slechts verschijnen alleen om te voelen in diepste stilte of hier werkelijk iets bijzonders gaat gebeuren...? En dit was zo, echt zo, als door een ingreep van boven bij mijn linkerarm de lange ministrant aangekomen, zwenkte deze naar achteren en begaf zich naar AF, zodat de kleine kardinaal mij tegemoet kon komen. Ik moet vol spanning hem aangezien hebben, mijn ogen moeten hem bestraald hebben wat hij als mensenkenner moet hebben bemerkt! Ik geloof dat mijn adem stokte en dat ik met gesloten ogen en bescheiden tong de Communie liet plaatsvinden. Onmiddellijk bemerkte ik dat de priester een vrij lang gebed per ontvanger uitsprak, dat ik niet ken en mij niet meer herinner van vroeger; gegarandeerd en vanzelfsprekend (in) de oude ritus!***
Terug gaan was, zoals beschreven, ietwat problematisch en deed wel afbreuk aan de gewijde sfeer rondom, waarvoor men toch zich moeite getroost met volle inzet! Maar de uitreiking der Communie was nog lang niet voorbij. Er kwamen zoveel mensen, en nog meer, en nog een paar, dat de Schola zes a zeven maal de communiezang ten gehore bracht, afgewisseld door intiem orgelspel van wisselende soort, juweeltjes van orgelmuziek. Zó lang konden wij niet blijven knielen en ik ging weer zitten, er voor wakend mijn rug niet tegen de gevouwen handen van de persoon achter mij te raken. Dan werd het Salve Regina met de eenvoudige zangwijze ingezet, waarvan ik in elk geval de neumen bij mij had. Ik liet de Poolse meelezen, die aanvankelijk zich aarzelend opstelde.
Het slot ging bijzonder snel, de feestelijke uitgeleide was een eenvoudige melodij, maar merkwaardigerwijs heb ik het In principio erat Verbum niet horen zeggen, alhoewel in het misformulier enkel de Duitse vertaling stond afgedrukt. Misschien werd het zacht gezegd, zoals zovele gebeden in deze H. Mis.****
De kardinaal verliet snel de kerk, met alweer de slippendrager, waarbij een oerbekend Duits lied werd ingezet, waarvan ik niet de tekst weliswaar ken, maar zeker rustig kon meeneuriën. De H. Mis was voorbij en een technisch en muzikaal geweldig orgelstuk werd als afsluiting ingezet, zij het van minder luidere proportie.
Daar de bezoekers snel het gebouw verlieten en ik nog op tijd mijn buurvrouw kon weggroeten, voorgoed, was ik in de gelegenheid tijdens het aandachtig beluisteren ook wat rond te lopen, alhoewel er niet zoveel te bezien was. Een tussen schotten verborgen kerkschat uit d'oude tijd betrof hoofden van beelden die ooit de kerk gesierd moeten hebben, want niet slechts religie speelt hier een rol, doch evenzeer de kunsthistorische waarde. En ik bekeek de foto's van de bouwgeschiedenis zoals eerder vermeld. Maar nog niet was het spel beëindigd of ik ontwaarde nu pas de organist, die in trance en overgave achter de orgelkast de meest merkwaardige lichaamsbewegingen ten toon spreidde; maar weinigen aanschouwden dit en hoeveel minder luisterden werkelijk aandachtig? Moest iemand uit Amsterdam juist daarvoor afreizen? Geen applaus, al had ik nog zo graag gewild.
We hebben, dat voel ik zeker, te maken gehad met één der beste organisten van Duitsland, Albert Richenhagen, "gewiß"!
Op het voorplein was het aangenaam druk, maar een bekende kom ik in den verre natuurlijk niet tegen. Ik kuierde heen en weer en weer terug; bekeek de mensen van nabij, men was vrolijk gestemd, al was het maar dat velen anderen wél kenden en een weerzien aanleiding gaf tot geanimeerde conversatie. De Duitser die mij ooit de weg vroeg zwaaide mij een kleine glimlach toe. Om niet eenzaam achter te blijven stapte ik brutaal af op een monumentale kerel in wit habijt met zwarte cape (een Dominicaan dus, red.) die ik des namiddags met een collega nog op het Hauptbahnhof zou zien stappen, en stelde ik mij voor als «ein Kirchengänger aus Amsterdam». «Sooo,... Sooo, ...» zong een sonore stem, maar tot een gesprek kwam het echter niet, spijtig, maar waar, ik onderbrak ook zijn eerder gesprek.
Boven mij luidde de zware torenklok, zó dat zelfs mijn voeten begonnen te jeuken van de resonantie. Ja, dit is pas beieren! Denderend boven onze hoofden, in de ware zin des woords! Neen, in Holland hebben ze dergelijk formidabel degelijke klokken niet. Maar een Romaanse kerk in Duitsland kan daar ook tegen.
Veel viel er niet meer te doen, wachten zou tijdverspilling zijn; ik begaf mij met rustige tred onder de stralende lucht "wohlgemut" naar de verfrissende Rijnoever.
Cappa magna
Een der waardigheidstekenen van kardinalen en bisschoppen en - bij wijze van bijzonder voorrecht - van sommige andere prelaten of zelfs van kanunniken. Zij bestaat uit een ruime, tot de voeten afhangende mantel, van voren opgerold en op beide voorarmen gedragen, van achter met een sleep of cauda, die voor kardinalen en bisschoppen, door een caudetarius gedragen wordt en ongeveer zes meter lang is. Zij is voorzien van een grote kap, waaraan zij haar naam ontleent, doch die nooit gebruikt wordt. De Cappa magna der kardinalen is van rode zijde; die der bisschoppen van paarse stof, tenzij voor bisschoppen uit een religieuze orde. De distinctieven van een kardinaal zijn: een roodzijden toga, een saffieren ring, een rode baret (bonnet met 3 punten), een rode kardinaalshoed (en wapen) met 15 kwasten aan weerszijden (een aartsbisschop krijgt in de heraldiek 10 groene kwasten aan weerszijden, een bisschoppelijk wapen draagt aan weerszijden zes kwasten, het wapen van een abt drie. Ook sommige andere prelaten hebben in de heraldiek recht op een door een hoed met tweemaal drie kwasten gedekt wapen). De cappa magna geldt als bewijs van jurisdictie en mag daarom, behalve door kardinalen van de Curia Romana, niet buiten het diocees worden gedragen. Het is maar dat u het weet: in het internationaal recht wordt een kardinaal behandeld als een prins van koninklijken bloede.
*Opmerking I van de redactie.
Het meezingen van het Pater Noster is in de ritus van Trente hoogst ongebruikelijk. Deze gewoonte is samen met de Novus Ordo Missae na het concilie (welhaast ongemerkt) binnengeslopen. Voor het concilie werd het Pater Noster overal uitsluitend door de priester gezongen; het volk zong nooit mee. Het is merkwaardig hoe weinig ouderen zich dit - gezien de praktijk - nog herinneren.
**Opmerking II van de redactie.
Zoals vele mensen met hem, veronderstelt de schrijver van het verslag ten onrechte dat de zondagsplicht tegenwoordig is afgeschaft. Dit is een misvatting. De Kerk heeft de zondagsplicht - ook na het Vaticanum II - nooit afgeschaft. Deze is nog onverminderd van kracht, zij het dat men vandaag volgens de nieuwe regels ook aan zijn zondagsplicht voldoet als men op zaterdag na 17.00 uur een H. Mis bijwoont.
*** Opmerking III van de redactie.
In plaats van tegenwoordig gebruikelijke afkorting "Lichaam van Christus" ofwel "Corpus Christi" wordt in de ritus van Trente - gelukkig - de gehele formule uitgesproken, t.w.: "Corpus Domini nostri Jesu Christi custodiat animam tuam in vitam aeternam. Amen" (Het Lichaam van Onze Heer Jezus Christus beware uw ziel voor het eeuwige leven. Amen).
**** Opmerking IV van de redactie.
Zoals ook vroeger bij Kerstnachtmissen gebruikelijk was, is ook hier de celebrant voortgegaan met de gebeden der H. Mis, terwijl de assistentie voortging met het uitreiken van de H. Communie. De proloog van het Evangelie van St. Jan heeft dus wel plaatsgevonden, maar is mogelijkerwijs aan de aandacht van de schrijver ontsnapt.
Pontificale H. Mis op video
Van deze plechtige pontificale Hoogmis met kardinaal Stickler als celebrant in de St. Kunibertkirche te Keulen is een beeldbandregistratie gemaakt van uitzonderlijk hoge, professionele kwaliteit. Deze videoband (systeem VHS) is te bestellen bij:
Geschäftsstelle der UNA VOCE DEUTSCHLAND,
Geldorpstraße 4
D-50733 KÖLN, Deutschland.
De prijs per band bedraagt inclusief verzendkosten 66 Nederlandse guldens, die u kunt overmaken op (de Nederlandse) postbank nr. 554.74.26 ten name van Dr. R. Kaschewsky, Sankt Augustin, Duitsland onder vermelding van "Video St. Kunibert". Niet vergeten het aantal te vermelden, óók als het er één is.
Voor de faxbezitters onder ons: u kunt ook per fax bestellen. Het faxnummer is: 00 49 22 41 27 274
Na de H. Mis met de kardinaal werd in de middag een conferentie gehouden door prof. dr. Walter Hoeres met als titel: Die Schätze der Überlieferung (De schatten der overlevering) – Gestalt und Leuchtkraft der klassischen Liturgie. De tekst van deze voordracht is in het Duits gepubliceerd in Una Voce Korrespondenz, 27. Jahrgang, Heft 6, Nov./Dez. 1997, blz. 328-348.
Van deze lezing is een geluidsregistratie gemaakt, die te bestellen is bij:
Herrn Christoph Rothkranz, Untere Großgasse 9, D- 56341 FILSEN, Deutschland, tel. 00 49 67 73 77 83.
Exclusief verzendkosten bedraagt de prijs van deze audiokassette DM 14,=
Vandaag, 18-10-2022, is het 25 jaar geleden dat ik de Tridentijnse mis te Keulen bijgewoond heb.
BeantwoordenVerwijderen