De Loterij v.d. Vrouw als Monument
Tentoonstelling door Gerrit Oorthuys [februari 1997] in Het Veem te Amsterdam
Een Impressie in Amsterdams argot
De ruwstenen muren van
Het Veem witgepleisterd, 'n rommelige ophanging van vele spotlights,
hier en daar een tafel of andere oplegplank, waren de locatie bij
uitstek voor een door middel van een brochure op futuristisch
kunstdrukpapier inclusief glanzend cellofaan aangekondigde opening van
een voor Nederland unieke tentoonstelling over:
"De vrouw als Monument"
Wie begeert zoiets niet mede te maken?
Josephus dacht er als de hanen bij te zijn, doch vele speciesgenoten waren hem al voor. Hij groette een paar bekenden en bekeek rustig de schier oneindige verzameling hoog en laag opgehangen vrouwvoorstellende
afbeeldingen, van gewoon tot pikant, met als opvulling enige doeken die
baarlijk niets met het onderwerp van doen hadden. Maar goed, toen de
organisator Gerrit Oorthuys, een bekend historisch
architectuur-journalist en essayist, de lang verwachte openingswoorden
op een zeepkistje staand met enthousiasme en overslaande stem (die
altijd al enunchisch hoog
is...) uitsprak, besloot hij met de woorden deze "bijeengeraapte
verzameling van het Waterlooplein aan toe, toch maar vooral goed te
bekijken, want we hebben alle tijd en om 8 vindt de loterij plaats!"
Over voornoemde
"bijeengeraapte verzameling" kan ik met geen goed woord spreken,
aangezien een bijeengeraapt zooitje rotzooi een betere titel geweest had
mogen zijn: wat een zwakke schilderijen, wat een kitsch (die zwoelgeile
zigeunerin, nog wel eens veil op de Albert Cuyp, was er nèt niet bij!),
wat een slechte conservatie, maar van een bijeengeraaptheid zonder filosofisch-kritische zin kan je echter nooit veel verwachten!
Enfin, na vijf minuten
had ik alles al gezien, maar kon beslist niet weg, want de loterij om
acht uur dwong tot blijven. Met pijn en ingehouden woede heb ik 2½ uur
mij op de tentoonstellingsvloer opgehouden en op de been gehouden, kon
nergens zitten, kon hier en daar wel een bekende groeten maar tot een
gesprek kwam het niet, daar die bekenden die ik kende niet gekend waren
in het feit dat ik ze wel wilde spreken, terwijl ze bleven praten met
diegene die bij hen was. Ik liep dus alleen en kwam langs een mij
bekende vrouw, die mij aankeek. Nog vele malen daarna passeerde ik haar,
doch ze bleef verhit, al of niet van de wijn (die men zelf
walgelijkerwijs moest betalen!) lodderig smoezen met een andere vrouw,
zodat ik nog bijna dacht dat ze tegen elkaar stonden. Bah! Toen ik voor
de zoveelste maal langsschuifelde, kéék ze met een gezicht als van: "Ben
je daar nou weer?" "Nog geen partner gevonden?" Het is mijn stijl
zovelen als mogelijk te (mogen) ontmoeten maar aan vastkleven met een
willekeurige heb ik een broertje dood.
Eindelijk was het dan
zover en ik stond vooraan, de loterij begon. Er werden vijf, gratis door
kunstenaars gesigneerde werken, verloot en het feest kon beginnen. Niet
zoveel minder druk als tijdens het begin, hadden de aanwezigen, net als
ik, de uren door- en doorgebracht met wachten, echter met veel méér
drinken en praten en konden de apotheose eindelijk genieten.
De loterij was een
dusdanig succes, dat toch de aanwezigen een ietwat gevoel van jaloezie
niet konden onderdrukken een buurman met een tekening of iets anders
stralend er vandoor te zien gaan en het verbijsterende was ook nog dat
een prijswinnaar zelfs niet aanwezig bleek te zijn! Na de laatste
uitreiking was ik haast je rep je Het Veem uitgevlucht om de met de
frisse lucht van januari bizarre ervaring rap te doen vergeten.
"Wees blij en gelukkig, Josephe", had de oude Seneca cognitief dissonanterwijze gezegd kunnen hebben, "dat je niet een dergelijk stuk coleremonument
in je huis hebt gekregen, want een vuilniszak is nog fraaier van
vormgeving”. Ik ben er nooit meer teruggeweest, maar de verloting ben ik
niet vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten