De dichteres ziet kinderen voorbijgaan of weggaan in de slaap. Zij schreef de dichtbundel op 27-jarige leeftijd in 1980. De meesten zijn meisje maar er speelt een jongetje.
Zelf is de vrouw 1.60m en tenger en komt naar de foto ook over als een kind (met bril). Observerende ogen. Haar huwelijk was maar 'n enkel jaar zodat ik haar bepaal als eenkennig en dromerig. Merkwaardig te voeren een tegenstrijdige levensontwikkeling afkomstig te zijn uit een R.K. gezin van tien kinderen! Zoveel gedichte liefde is ook idealistisch en soms onwerkelijk. Niet vermeld is de respons van haar evocatie maar het zijn ook nog kinderen.
piepkleine kindertjes
streelt mijn voel-vinger
aait mijn voel-wang
het aait mij lachend terug
Zeepbellen (1980) p10
Haar dochter is dus in een eenoudergezin grootgebracht zij het thuis met grote zorg en liefde.
Naast Nederlands is ze sensibel voor Europese talen. Dan zou je door lezen een litteraire basis kunnen ontwikkelen doch schrijft zij voornamelijk cursief in spreektaal. Dat is direct om het positief te willen zien. Doch is zij daarbij uitweidend en langdradig wat ontstaat door geringe ervaring in tegenwicht van sociaal contact.
Twintig jaar later schrijft Lucy kinderverhalen.