Gisteravond 26 III 2006 hoorde ik vanuit de MET Luise Miller van Verdi.
Op oudejaar 2005 Alban Bergs Lulu en begin 2006 Het Sluwe Vosje van Leoš Janácek.
Voor geen der drie muziekwerken kan ik een placet geven. En toch luisterde ik. Waarom?
Op oudejaar 2005 Alban Bergs Lulu en begin 2006 Het Sluwe Vosje van Leoš Janácek.
Voor geen der drie muziekwerken kan ik een placet geven. En toch luisterde ik. Waarom?
Begon je als jong mens met de ritmische versiermuziek van Bach, bezocht
je de jeugdconcerten in het Concertgebouw trouw, geleidelijk wordt je
blikveld groter tot het speelveld van de grote meesters. Er ontstaan
voorkeuren met noodzakelijkerwijs afkeuren. De 19e eeuw blijft favoriet.
In een interview zei prof Ernst Nolte (Historikerstreit) ook dat Bach uitsluitend door de Duitse protestanten (en vergeet niet de Oost-Duitse communisten, apostrofeerde Axel) is opgewaardeerd tot wat hij nu is. “Moet je nu eens horen...”, vervolgde de oude Nolte in het interview, en wij kregen kriebelig kippenvel van de ongelofelijke uitbundige klanken van ‘n Monteverdi. “Zo kan het ook!”, moet hij bedoeld hebben.
Maar eerst Mozart. Al in de 6e lagere school kregen wij muziekles met daarin een uitleg van de sonatevorm Eine Kleine Nachtmusik. De aantekeningen in toenmalig handschrift bezit ik nog. Alle symfonieën kocht ik in 1970 met de BPh o.l.v. Böhm die een aparte plaat volpraatte over Mozart ist meine Große Liebe.
Van die tijd stamt ook de aankoop van de Beethoven symfonieën van Herbert von Karajan met de BPh. Tenslotte de Mahler symfonieën met het CO o.l.v. Haitink. Niet mee tel ik de Bruckners met Haitink daar deze alle krom trokken en ik ze weggegooid heb. (Je had ze tussen twee verwarmde glasplaten kunnen strekken.)
Dit laatste heb ik nooit betreurd. Haitink is voor mij een saaie piet en de Bruckners zijn slaapverwekkend als je nu weet dat er uitvoeringen op de radio gegeven worden waarbij ik niet kan stilzitten. Ik weet niet wat ik doe, ik wandel en maak armbewegingen. Ik geraak buiten adem.
Na deze vier alba heb ik geen dozen grammofoonplaten meer gekocht en toen de muziek-Cd’s eenmaal in zwang kwamen, nimmer een Cd-speler noch schijfjes.
Ik neem bescheiden genoegen met wat de radio biedt.
Ik heb de Mozart, Bruckner en Mahler echter wel leren kennen! De Beethoven spaar ik om overgewenning te voorkomen zoals mij overkomen is met het 5e pianoconcert.
Met deze ervaring heb ik vanaf medio 70er Wagner altijd gedoceerd gehouden. En dan om je heen wagnerliefhebbers, soms op het fanatieke af wagnerianen genoemd, die Nederland, Vlaanderen en West-Duitsland afreizen om te kunnen profiteren van aanbiedingen. Groot deel van salaris en gehele vakantietoeslag is hun lief. Ik lachte erom want ik heb anders dan een cassetterecorder dus nooit een Cd-speler gekocht. De uitvoering van de Meistersinger uit Salzburg 1975 blijft voor mij echter norm, de sonore stem van de Karl Ridderbusch kan ik nooit vergeten.
Het Wagnergenootschap Amsterdam, thans Nederland, heeft zo’n eenmaal per maand een bijeenkomst voor een lezing met/of Cd. Traditioneel een Parsifalzondagmiddag met gezamenlijk diner in een naburig restaurant. Het is een studievereniging die als organisatie best goede sprekers kan uitnodigen. Ik heb er heel veel geleerd maar ook om beheersing te betrachten niet gek te worden. Helaas, je hebt ze en je kan het zien. Twintig jaren ben ik lid geweest zij het met een onderbreking. Toen het genootschap 1986 25 jaar bestond en de feestzaal met de coryfee Gre Brouwenstijn volgelopen was dacht ik: “Dit is toch wel mijn club, ik word weer lid!”
Toch komt er een moment dat de herhaling voelbaar wordt. Immer dasselbe of zoals Nietzsche zegt: ”Die ewige Wiederkehr des Gleichen.” Toen verliet ik het Wagnergenootschap voorgoed om niettemin elk najaar het program te gaan bekijken.
Capo! Het is de herhaling, de gewenning en het behagen in hetzelfde.
De Irene verbaasde zich van mijn uitspraak dat ik ook voedsel eet (echt strikt brrr karnemelk uitgezonderd) dat ik niet eens zo lekker vind. Moet ik nog beschrijven wat mij dan wel behaagt, als saucijzenbroodjes en hartige taartjes? Groenten die ik als onkonijn toch al niet zo lekker vind eet ik elke keer wat anders. Ook soms raar broodbeleg maar dan dit een half jaar weer niet.
Variatie dus. Zo ook met muziek.
Mijn absolute liefde is Richard Strauß. Symfonische werken en opera als de Rosenkavalier die Marcel Reich-Ranici niet eens zijn beste vond maar er “best nog tien Rosenkavaliers bij had willen hebben...” Hetgeen niet impliceert dat ik altijd Strauß wil horen!
Ik ben dus een gedisciplineerd mens. Toen ik 25 was hoorde ik na afloop van een concert de Sacre een waarlijk hysterisch applaus met gejuich. Wat zijn dat voor gekken, vroeg ik mij af. Ik besloot Strawinsky nader te beluisteren en eerst op mijn 50e kon ik hem wel wat waarderen. Een tweetal weken geleden beluisterde ik samen met de Irene de Psalmensymfonie van een opname met Irene als alt-mezzo op het Conservatorium te Tilburg met schitterend orkest. Ik heb genoten en dacht weer aan de ontwikkeling die ik heb doorgemaakt. Was ik bij hetzelfde gebleven wat dan? Nu is mijn kennis verrijkt.
Een cynicus schreef dat het Latijn altijd hetzelfde is. Het was Joris Karel Huysmans wiens À Rebours ik in het Frans gelezen heb, Nee, zo een citaat kom je niet snel bij classici tegen!
Jos
In een interview zei prof Ernst Nolte (Historikerstreit) ook dat Bach uitsluitend door de Duitse protestanten (en vergeet niet de Oost-Duitse communisten, apostrofeerde Axel) is opgewaardeerd tot wat hij nu is. “Moet je nu eens horen...”, vervolgde de oude Nolte in het interview, en wij kregen kriebelig kippenvel van de ongelofelijke uitbundige klanken van ‘n Monteverdi. “Zo kan het ook!”, moet hij bedoeld hebben.
Maar eerst Mozart. Al in de 6e lagere school kregen wij muziekles met daarin een uitleg van de sonatevorm Eine Kleine Nachtmusik. De aantekeningen in toenmalig handschrift bezit ik nog. Alle symfonieën kocht ik in 1970 met de BPh o.l.v. Böhm die een aparte plaat volpraatte over Mozart ist meine Große Liebe.
Van die tijd stamt ook de aankoop van de Beethoven symfonieën van Herbert von Karajan met de BPh. Tenslotte de Mahler symfonieën met het CO o.l.v. Haitink. Niet mee tel ik de Bruckners met Haitink daar deze alle krom trokken en ik ze weggegooid heb. (Je had ze tussen twee verwarmde glasplaten kunnen strekken.)
Dit laatste heb ik nooit betreurd. Haitink is voor mij een saaie piet en de Bruckners zijn slaapverwekkend als je nu weet dat er uitvoeringen op de radio gegeven worden waarbij ik niet kan stilzitten. Ik weet niet wat ik doe, ik wandel en maak armbewegingen. Ik geraak buiten adem.
Na deze vier alba heb ik geen dozen grammofoonplaten meer gekocht en toen de muziek-Cd’s eenmaal in zwang kwamen, nimmer een Cd-speler noch schijfjes.
Ik neem bescheiden genoegen met wat de radio biedt.
Ik heb de Mozart, Bruckner en Mahler echter wel leren kennen! De Beethoven spaar ik om overgewenning te voorkomen zoals mij overkomen is met het 5e pianoconcert.
Met deze ervaring heb ik vanaf medio 70er Wagner altijd gedoceerd gehouden. En dan om je heen wagnerliefhebbers, soms op het fanatieke af wagnerianen genoemd, die Nederland, Vlaanderen en West-Duitsland afreizen om te kunnen profiteren van aanbiedingen. Groot deel van salaris en gehele vakantietoeslag is hun lief. Ik lachte erom want ik heb anders dan een cassetterecorder dus nooit een Cd-speler gekocht. De uitvoering van de Meistersinger uit Salzburg 1975 blijft voor mij echter norm, de sonore stem van de Karl Ridderbusch kan ik nooit vergeten.
Het Wagnergenootschap Amsterdam, thans Nederland, heeft zo’n eenmaal per maand een bijeenkomst voor een lezing met/of Cd. Traditioneel een Parsifalzondagmiddag met gezamenlijk diner in een naburig restaurant. Het is een studievereniging die als organisatie best goede sprekers kan uitnodigen. Ik heb er heel veel geleerd maar ook om beheersing te betrachten niet gek te worden. Helaas, je hebt ze en je kan het zien. Twintig jaren ben ik lid geweest zij het met een onderbreking. Toen het genootschap 1986 25 jaar bestond en de feestzaal met de coryfee Gre Brouwenstijn volgelopen was dacht ik: “Dit is toch wel mijn club, ik word weer lid!”
Toch komt er een moment dat de herhaling voelbaar wordt. Immer dasselbe of zoals Nietzsche zegt: ”Die ewige Wiederkehr des Gleichen.” Toen verliet ik het Wagnergenootschap voorgoed om niettemin elk najaar het program te gaan bekijken.
Capo! Het is de herhaling, de gewenning en het behagen in hetzelfde.
De Irene verbaasde zich van mijn uitspraak dat ik ook voedsel eet (echt strikt brrr karnemelk uitgezonderd) dat ik niet eens zo lekker vind. Moet ik nog beschrijven wat mij dan wel behaagt, als saucijzenbroodjes en hartige taartjes? Groenten die ik als onkonijn toch al niet zo lekker vind eet ik elke keer wat anders. Ook soms raar broodbeleg maar dan dit een half jaar weer niet.
Variatie dus. Zo ook met muziek.
Mijn absolute liefde is Richard Strauß. Symfonische werken en opera als de Rosenkavalier die Marcel Reich-Ranici niet eens zijn beste vond maar er “best nog tien Rosenkavaliers bij had willen hebben...” Hetgeen niet impliceert dat ik altijd Strauß wil horen!
Ik ben dus een gedisciplineerd mens. Toen ik 25 was hoorde ik na afloop van een concert de Sacre een waarlijk hysterisch applaus met gejuich. Wat zijn dat voor gekken, vroeg ik mij af. Ik besloot Strawinsky nader te beluisteren en eerst op mijn 50e kon ik hem wel wat waarderen. Een tweetal weken geleden beluisterde ik samen met de Irene de Psalmensymfonie van een opname met Irene als alt-mezzo op het Conservatorium te Tilburg met schitterend orkest. Ik heb genoten en dacht weer aan de ontwikkeling die ik heb doorgemaakt. Was ik bij hetzelfde gebleven wat dan? Nu is mijn kennis verrijkt.
Een cynicus schreef dat het Latijn altijd hetzelfde is. Het was Joris Karel Huysmans wiens À Rebours ik in het Frans gelezen heb, Nee, zo een citaat kom je niet snel bij classici tegen!
Jos
Geen opmerkingen:
Een reactie posten