zondag 17 augustus 2014

Liesbeth Quak - een Rusteloos Joods Meisje

Liesbeth  
had ondanks haar betrekkelijk kleine lengte van 1.67m een opvallende gestalte slank te zijn, nauwsluitende mannenbroeken te dragen en een donkere stem te bezitten. Ze kon glimlachen met een verlegen teinte als ook uithalen met een geweldige schreeuw uit de put.
Dat had ze wel geleerd in haar beroep als onderwijzeres, de laatste maal (naar haar zeggen) te Maastricht. Dit is achteraf wel opmerkelijk aangezien die locale feestneuzen toch wel vrouwen uit eigen gelederen kunnen recruteren voor een onderwijstaak en een Noordelijk meisje die niet eens Limburgs dialect kent noch spreekt heus niet voor de, hun klas te zetten? Nu moge dit maar onopgeloste vraagstelling blijven.
In elk geval was ze nu woonachtig te Amsterdam, vlak bij het Weteringscircuit, met Café Mulder als lichtbaken, doch niet meer als onderwijzeres, daarover straks meer.

Ontmoeting
Geboren als Elisabeth Maria Quak op 1 april 1943, dus in de tijd van oorlog en bezetting. Toen ik haar ontmoette medio 1970 was zij dus net 27 jaar, stralend en krachtig, net die Mona Lisa. Ik mocht haar meteen, zeg maar ik werd gek op haar hetgeen ik liet blijken door haar een lawine van  amoureuze libellen te sturen. Maar zoveel voorvoelde ik al dat ze niet gemakkelijk was, al is het maar vanwege die onheilspellende schreeuw, een oerschreeuw ter zelfverdediging. Waar had ze angst voor? Een erfenis uit die oorlogstijd?

Afkomst
Haar moeder M. Nass is geboren in 1919 en was eveneens onderwijzeres. Deze vrouw was thans woonachtig in Alkmaar. Of Liesbeth aldaar gewoond heeft is nooit uitgesproken. Ze moet dus, denk ik al minstens vijf zo niet acht jaar uit het ouderlijk huis zijn vertrokken en was qua levenservaring in zelfstandigheid mij vooruit. Haar vader J.A. Quak is geboren in 1915, van wie weinig bekend is, nauwelijks iets te vinden en over wie Liesbeth nimmer gesproken heeft. Beide personen huwden op 29 november 1941 te Den Haag en kregen een zoon en een dochter. Kan zijn dat een beleving in het ouderlijk huis van een echtscheiding een rol speelt, kan zijn dat de man al was overleden of de oorlog speelt wat rol. Ik was verstandig genoeg Liesbeth niet aan een kruisverhoor te onderwerpen wil je geen schreeuw van ontzetting terugkrijgen. De naam Quak heeft een topografische oorsprong, het zou een wonder zijn als Nass van Nassau afkomstig is, 'n enkele maal dan wel. Er zijn minstens 15 weggevoerde en omgekomen Joodse burgers met de naam Quak en een J.G. Quak (geb. 1924) is oorlogsgevallene in 1945, drie Joodse Nass' die weggevoerd zijn. Een J.A. Quak werd in 1942 beroepen door de NHK. Thans zijn er minstens 178 Quak's in Nederland. De enige met de initialen E.M. is woonachtig te Zwolle.

De familienamen harer ouders zijn voor het overgrote deel eeuwenlang Hollands en de desbetreffende personen bezitten allen Hollandse of christelijke voornamen. Een paar maal is Quak dus Joods, een paar maal is Nass ook Joods maar die betreffen uitsluitend Joodse oorlogsslachtoffers. Nu maakt Liesbeth een uitgesproken Joodse indruk, niet vanwege de blonde haren doch qua gestalte en van gelaat, als ook van een zekere brutaliteit, basis voor geldingsdrang. Doch wat moet het een ongelooflijk toeval zijn hier een Quak met een Nass als Joods te constateren, wat ik nauwelijks kan geloven. Over dit onderwerp heeft ze nimmer gesproken, ook niet over de oorlog (in welke literatuur ik toen al ijverigerwijs las) en zo ja, wat moest ze dan in Maastricht? Ze is toch niet Bourgondisch? Ook dat is nooit duidelijk geworden. Ze was dus, weten we nu, naar Amsterdam gekomen, op kamers, maar had nog geregeld een vriendje uit haar vroegere woonplaats te logeren.

Kamer
De inrichting was nog al studentikoos, een kist met een kleed als zitbank, 'n onopgemaakt eenpersoonsbed in de hoek. Echt kasten waren er dus niet om de boel aan kant te krijgen. Verliet ze haar vertrek dan sloot ze de deur niet af, tot mijn ware verbijstering.

Vroegere werkkring
Als ik mij herinner had ze als voormalig woonadres het over de Kleine Staat en voegde daaraan toe dat het niet Straat was maar Staat. Tevens bracht ik ter spraken het Café Knijnspiep (aan de Muntstraat) waar ik een paar jaar eerder des avonds laat ben binnen gelopen en wist ze mij te verduidelijken dat dit de naam was voor konijnenhol. Liesbeth had dus duidelijk horeca-ervaring en in dit milieu wellicht een vriendje opgestoken.

Zij vond dit Maastricht maar een dorp, kan, de stad is geen Amsterdam met een anonimiteit en daaraan verbonden eenzaamheid. Een gestalte als Liesbeth zal altijd wel bijzonder zo niet uitzonderlijk zijn geweest, vermoed ik zo. Kan ook zijn dat deze ervaring haar te zwaar geworden is: je bent lid van een gesloten community of je bent uitgesloten.

Een aantal weken nadat we kennis gemaakt hadden ging ze voor een paar dagen naar haar oude stek terug, kennelijk had ze nog een logeeradresje. Ik kreeg een ansicht met een in keurig handschrift korte beschrijving en een lieve groet. De opvallende opmerking was dat ze zich voelde alsof ze nooit was weggeweest! Maar even een trip is wat anders dan een langdurig verblijf. Haar handschrift was als met een dunne pen, zonder kracht geschreven, de puntjes waren kleine cirkeltjes. Zoiets had ik nog nooit gezien, misschien moest ze dit op het schoolbord voorschrijven. De rondjes had ze echter niet opgevuld, desbetreffende o-fillers zijn namelijk neurotici en dat kan aanstekelijk worden. Die kaart deed mij goed, ik kreeg de indruk dat mijn anker grond voelde.

Huidige werkkring
In Amsterdam dus, om de draad te hervatten, werkte ze niet meer als onderwijzeres maar als medewerkster in een jeugdhuis in de Jordaan, het roomskatholieke Claverhuis. "Weet je wel wie Claver is?", vroeg ze mij ondeugend. Ik weet dat hij een pater Jezuïet is en in de eerste helft van de 17e eeuw werkzaam geweest is te Cartagena in Colombia en wel in de zielzorg voor slaven. Op het St.-Ignatiuscollege had ik nooit van hem gehoord, in de kapel waren wel glas-in-lood afbeeldingen van vier belangrijke Jezuïeten die echter (voor ons meer toepasselijk) in de jeugdzorg hadden gewerkt. Nu is in Maastricht een zusterorde van Sint Claver S.J. waarvan Liesbeth wellicht kennis heeft gehad. Zou ze echt op een roomskatholieke school hebben lesgegeven? Naar mijn achtergrond heeft ze nooit geïnformeerd.

Met mijn bromfiets ging ik eens kijken, een groep kinderen stond op straat en werd geformeerd. Met een gulle glimlach probeerde ze te groeperen, een duidelijk geklede drukdoende jonge priester was ook werkzaam. Het kan zijn dat Liesbeth mij opgemerkt heeft en dat ze daarom met een glimlach verlegen was, ze sprak voor mij onhoorbaar en keek niet naar mij terug.

Onze activiteit kon van start gaan.
Ik voerde haar mee naar café Koekenbier aan de Govert Flinckstraat en zij zat op de enige barkruk in de hoek. Haar benen moesten ze vanwege de bloedsomloop steeds wisselen, wat een opvallende indruk gaf. Ze was zelfs helemaal opvallend gezien haar nette kleding, haar lange blonde haar en een mannenbroek, maar dit laatste, daar lette men niet op. Met mijn gestalte sloot ik haar enigermate op, voor mij te reserveren dan. Wij werden niet gestoord al hoewel dit café heel sociaal in contacten was. Het werd een gezellig uitje. Ik bracht haar netjes met de Honda-bromfiets naar huis.

Een officiële invitatie voor een koffie in de ouderlijke woning.
Vanaf haar kamer wel op loopafstand. Toen ze op de bank had plaatsgenomen toonde zij zich verlegen bij het aanzien van een zo mooi servies en zilveren bestek Wij hadden een gezellig onderhoud. Liesbeth toonde zich heel beleefd en ik was opgetogen dat ze gekomen was.

Op een avond na Mulder, zij had op het terras gezeten en ik binnen, zag ik haar samen weggaan met een jongeman, close samen wandelend. Ik zei tegen nog mijn buurman dat ik die vrouw kende en deze moest op zijn beurt grinniken. Ik volgde beiden met de bromfiets en zag ze de kamer opgaan. Mijn gevoelens waren stil maar ik wist dat ze nog een oude relatie onderhield. Zou ik uitsluitend voor een afwisseling bedoeld zijn? Ik begon te piekeren.

Mijn correspondentie
Om de aandacht te blijven trekken, ik schreef al, stuurde ik haar kleine briefjes en grote epistels. Zij heeft nooit aanmerkingen gemaakt en ik neem aan dat ze echt verheugd was voor zo een onverwachte belangstelling. Doch op een reactie moest je wel lang wachten wat betekent dat ze afstand bewaarde. Als ook waagde ik het haar te sturen een "Psychologisch Rapport no 2", van waaruit hieronder het grootste gedeelte:


De opvoeding van Liesbeth Quak is niet zo harmonisch en evenwichtig verlopen als gewenst geweest zou zijn, doch het is een feit en dat is reeds geschied.

Haar ouders hebben een omgang met elkaar gehad met wellicht af en toe uitspattingen, hatelijkheden en negeren, zodat de kinderen in hun isolement tot rijpheid moesten geraken. Dat hier een vruchtbare bodem is voor een weinig scheefgroeien, is duidelijk. Dit scheef­gegroeid zijn komt in haar sterkste kracht tot uiting in het door onderhavig karaktertje ontwikkelde idee, populair gezegd Dat zal mij nooit overkomen”, en zij dit als een Quakkiaans dogma tot idee-fixe voor haar ogen construeerde als zijnde een persoonlijke bescher­ming. Niets is in de wereldhistorie zo gevaarlijk gebleken als het concipiëren en met geweld handhaven en forceren tegen de vooruitgang van dogma’s. Wij vrijdenkers kunnen hier een woordje over meespreken!



Het ware inzicht zal haar dan ook keihard voor haar mooie ogen moeten worden gepresenteerd en door haar worden geassimileerd, anders blijft zij een probleemmeisje.

Welnu, het ware inzicht is te formuleren in een eenvoudig doch veelomvattend woord: compromis! Ze heeft het vroeger thuis niet meegemaakt, handelt thans ook nog niet als zodanig, maar ze zal zich in de toekomst ernaar moeten gedragen. Een compromis is geen zwakheid van de personality, integendeel een rijpheid, alleen domme en onvolwassen mensen blijven star en onbuigzaam.
...
M i j n s inziens heeft je broertje het nog moeilijker dan jij, wegens de actieve mannenrol, die hij moet spelen zonder in conflict te komen met z i j n  achtergrond. Ik hoop hem vlug eens in Alkmaar (?) te ont­moeten. Ik zeg je niet te dwingen, doch te neigen.

Ik daag je uit antwoord te geven.
Tot besluit stel ik, dat een theoretisch-pragmatische wisselwerking tussen ons beiden best harmonieert en wij een fijne tijd samen kunnen hebben. Als je zo doorgaat als je nu doet, zul jij de zin van het leven niet proeven.


In afwachting,



Hoogachtend,

Amsterdam, zondagavond 12//9 1970.

De catastrofe
Ik zag al lang uit naar een fijne pilsavond, al is het maar dat ze geenszins bleek vertoornd te zijn over mijn stoute brieven. Dus wij samen naar de kroeg. Aldaar bevinden we ons dichtbij een gast die ik  niet mocht maar met wie ik evenmin ruzie had, noem het een gepast beleefde houding, meer dan ook niet. Je kon wel spreken maar dan zonder kameraadschappelijkheid zoals normaliter het in een kroeg betaamt. En kroegervaring hebben we alleszins al opgebouwd tot 1970.

Hij nam het initiatief en begon over stripverhalen, naar later bleek een rot truc om iemand aan het praten te krijgen want bijna ieder houdt van of heeft zoete herinnering aan strips. Liesbeth vloog er in en met gulle lach beaamde zij haar liefde voor dit genre.
Maar daar bleef het niet bij, hij gaf met rhetorische stem blijk van een door en door volwassenheid, midden in het leven staand met ernstige verantwoording, goede opleiding (zogenaamd) aan de Sociale Academie die zij na haar onderwijzersopleiding ook ambieerde, culinaire instelling, bereisd zijn en talenkennis. Het houdt niet op.
Zou Liesbeth met haar intelligentie nu niet in de gaten gehad hebben geraakt te zijn in een sfeer van gebakken lucht? Die overvloedige glimlach van die gast, zum Kotzen, diens onnatuurlijkheid met geaffecteerde stem en soms artificieel lachen (om hemzelf dan maar), het straalt er toch van af. Toch had hij mooi beet, Liesbeth praatte voluit met hem en ik had het voor het toekijken. Als klap de vuurpijl gaf hij haar ook nog een paar ferme tikken op haar bil, en wel vlak voor mijn neus. Hiermee schoffeerde hij mij, zij het indirect.
Die gast heeft mij te grazen genomen en haar belazerd. Tevens beschouw ik haar volmondige aandacht voor zo een vreemde, vlak naast mij, terwijl ik toch uitgesproken moeite heb verricht een goede kennismaking te op te bouwen, als een lichtelijk verraad harerzijds.
Op grond van mijn bescheiden levenservaring voelde ik goed het verloren te hebben en Liesbeth vaarwel te zien doen. Ze was dus toch volatiel.
Ik schreef nog een brief waarop ze kribbig gereageerd heeft en zoiets zei als over "mijn vriend". Ik ervoer dit als een krenking en was woedend uit machteloosheid om verder te maar zwijgen.
Het was voorbij.