Maar ons eerste gesprek op 19 maart 1975 verliep vriendelijk, ze was helemaal bereid met een onbekende te spreken en ik greep die kans. Het ging over Friedrich Nietzsche wiens werken door de nazi's zijn misbruikt. Dat is ook logisch als de geniale denker de absoluut vrije mens op een hoger niveau dan de decadentie van zijn tijd poneert en propageert wil dit nog niet zeggen dat hij een nationaalsocialist avant la lettre geweest is! Ik beweerde dit als het ware in een monoloog en Mariëtte was einverstanden. Ze gaf mij haar naam en het telefoonnummer van haar werkadres.
Toen begon ik met een aanhoudende activiteit haar te inviteren maar dat was nog niet zo gemakkelijk. Ze moest wel voor een gelegenheid geheel geïnteresseerd zijn wilde zij toehappen. Mariëtte heb ik gebeld en vooral geschreven met mijn wollige teksten. Ze las die wel!
De Openbare Bibliotheek aan de Prinsengracht (nu verplaatst aan het IJ) was haar werk, op de catalogusafdeling. In het gebouw hiervoor, zeg het eerste gebouw, met prachtige leesplaatsen van donker hout, was ik als scholier al bezig mij te oriënteren in de wiskunde en deed ik gloednieuwe informatie op. Nu echter begon ik de UB te frequenteren en wist dus al van catalogi af, wat een mooi aanknopingspunt is voor een instructief onderhoud. Echter bekende zij een vreselijke collega te hebben wier gedrag je zou kunnen duiden als work-alcoholic. Als men doorgaans een kwartier voor sluitingstijd het wat rustiger aandoet, waar niet?, kwam die cheffin nog met een stapel boeken aandraven. Dan kan je geen nee zeggen maar wel je gedupeerd voelen. En zo ging het allang en zou het nog een jaar of wat duren tot zij de vlucht nam. De heer Den Hoed was directeur van de tent die zelf ook na sluitingstijd en in het weekend bleef doorwerken de nieuwe boeken te ordenen. De man heeft er een levensvervulling aan gehad! Niet op haar afdeling maar verderop heeft zij Lia Robbers gekend. Je kan dus verwachten dat deze leidinggevende directeur het overijverige van een lager geplaatste zeer zeker niet zal afkeuren wat dan weer impliceert dat een lager geplaatste niet kan klagen. Maar toch doemde mij een herinnering op, dat is begin 60er, dat ik in voornoemd eerste gebouw een vrouw zag die over de Grondwet wilde weten. Had ze dit maar niet gevraagd, de bediende kwam zowat elke vijf minuten met een nieuw boek aandraven, hevig snuffelend, zodat na verloop van tijd links en rechts van haar hele stapels werden gevormd. Dan nog murmelen wat er in stond zodat je als bezoeker aan studeren niet eens toekomt! Plots was die vrouw opgestapt, de stapels ongezien acherlatend.
Met zo een beroepsvervulling wordt je niet blij, mijn kennisje was dan ook pessimistisch zo niet te neergeslagen.
Een kans kreeg ik een week later na mijn eerste brief van 20 maart haar voor een documentaire over Anton Bruckner te charteren. Deze ging niet zozeer over zijn muziek als wel zijn leven als alleenstaande. Een vrouw heeft hij nooit gehad, Goddelijke inspiratie des te meer als mevrouw Ellie Bijsterus Heemskerk (overleden 1989) in een voordracht eens zei dat zijn symfonieën niet minder dan kathedralen zijn. Dan weet ik weer van mevrouw Dr. Evelien Nikkels van de Mahlerstichting dat de herhaling hij Bruckner heel erg is, als het eind in zicht komt gaat de meester rustig alle motieven nog een keer lekker herhalen. Mahler heeft deze werkwijze overgenomen. Zij zal lang nagedacht hebben om mij telefonisch mede te delen dat ze vrij wil zijn. Maar dat was ze niet, wilde ze wel. Het zal haar obsessief zijn geweest. Mariëtte was zichtbaar ontdaan de eenzaamheid van de componist te moeten invoelen. Echter was hij een diep gelovig mens dat hem de enige ware steun in het leven is. Zijn kerkmuziek is niet smakelijk, koor en een hoorn als begeleiding, wellicht waren dit opdrachtwerken omwille van het honorarium. Maar zijn mis is superieure muziek waarvoor je er in moet geloven.
Dan hoor ik dat ze moe is en naar haar broer in Bloemendaal afreist.
Ik had voorgesteld naar Carré te gaan alwaar Cyrano werd gegeven. Zij informeerde dat de voorstelling was uitverkocht.
St. John College Choir 17-6-1975 |
De volgende avond heb ik deze uitvoering op de radio bij herhaling gehoord en op cassetteband opgenomen. Ik had haar tevoren ingelicht dat ik zou luisteren naar dit programma van het concert op de radio. Maar om vijf uur ongeveer krijg ik een telefoontje vanuit haar werk op een chagrijnige manier dat het haar allemaal veel te snel gaat. Ze had vijf Grand Marnier op. Dan weet ik genoeg.
Drie jaren gaan voorbij. Bij toeval zie ik op 13 juni 1978 "in" de Blauwburgwal een aantal dekschuiten met daarop een openbare vertoning van Hauser Orkater (vanaf 1972). Het moet zijn ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van 'n Pantomime Genootschap. Tussen de belangstellenden aan de overkant ontwaar ik de fragile gestalte van onze Mariëtte, kil en zonder glimlach maar met een glanzend diadeem. Ik was te ver af om haar te groeten maar dan nog had ik het niet gedaan; je zou haar vrijheid toch eens kunnen aantasten, zeg!
En toch houdt het niet op omdat ik haar op 2 maart 1979 ontmoet in een gebouw in het centrum van Amsterdam. Zij had kaplaarzen aan, echt ordinair. Wij stonden zo dicht bij elkaar dat ik echt niet, wil ik mezelf niet voor de gek houden, mijn rug kon omdraaien. Ze werkt allang niet meer in de bibliotheeksector, ze is ingestort. Overigens is zij weinig thuis. En toch schrijf ik weer een briefje, tevergeefs naar blijkt. Zo toevalligerwijs weten we dan wat meer hoe het haar (verder) vergaan is maar dan is alle herinnering wel bevroren!
Het huis met haar voormalige woning aan de Brouwersgracht zag ik in verbouwing op 26-6-1989. De eigenaar was al een oude man.