In de Maasstraat 10 was dit een beschaafd en deftig café. Als jong mens mocht ik zo eind vijftiger, misschien 1961, met mijn vader mee die mij al attendeerde dat de tapper een schuimtorentje op het bierglas toverde. Je moest wel even geduld hebben want de stijl gaat voor. Neem je eenmaal een slok dan zit het schuim aan je neus. We spraken over de vrouw en dat was niet bepaald zijn onderwerp, toch moest hij iets doen in de opvoeding, al is het nog zo schaars van hem geweest.
Alleen ben ik daar nooit geweest, ik had mijn Sterretje, Mulder en Koekenbier. Na afloop van deze laatste, het zal eind 60er geweest zijn, ging ik middels de Honda-bromfiets met Edward Pelsma achterop naar deze zaak. Je reed dan door rustig Amsterdam-Zuid. Je kon in de zaak gewoon aan een tafeltje zitten maar een staancafé met druk pratende bezoekers was dit echter niet. Ik denk merendeels buurtbewoners. Natuurlijk bracht ik hem terug naar zijn kamer aan de Vrijheidslaan. Dan denk ik dat Edward daar in de Gheijt meer geweest ik, ik houd het voor mij zelf op tweemaal.