Klasgenoot Frank Huis in ’t Veld
leerde ik kennen op het St.-Ignatiuscollege derde
klas, wat is in 1959-1960. Wij zijn lang met elkaar omgegaan t/m de derde klas.
Hij is geboren 1944, een jaar jonger dan ik. Een forse man, donker
haar. Was lid van RIC, de roeivereniging van het St.-Ignatiuscollege en dat was
ook aan hem te zien, krachtige benen en armspieren. Ook bezat hij een forse kop.
Brilmontuur.
Zijn taalgebruik was kort maar krachtig, geen man van veel praten. Daar
zit wat achter? Na vele maanden omgang had ik het opeens over zijn vader.
Waarop hij verlegen antwoordt dat zijn vader is overleden. Toen al dacht ik dat
hij dat heus wel wat eerder had kunnen zeggen in plaats van mij in verlegenheid
te brengen? Maar mooi niet, hij was gewoon zelf een verlegen man met een lichte
schaamteglimlach ondanks zijn opvallend mannelijk uiterlijk.
Frank linksboven en Jos met trui links daaronder |
Frank links bovenaan,
Jos links daaronder 1959-1960
Wat ik mij al niet herinner!
Wij fietsten eens naar IJmuiden. Brutalerwijs gingen wij een schip op
dat geladen werd maar werden wij door een opzichter weggestuurd. Onderweg gaf
hij mij tijdens het fietsen een plagerige duw richting rijweg. Onverwachts
stopte de bus, de chauffeur stapte uit en gaf Frank een ferme draai om zijn
oren. Onderweg nam ik een paar onkruidplanten mee voor onze tuin.
Samen waren wij 1960 in het collegekamp te Vilsteren. Opeens ving hij
een spin en trok alle pootjes uit op een na. Het beestje moest tevergeefs om
zijn as draaien. Frank had dus iets geniepigs. Waarom? Een soort
gefrustreerdheid?
Hij was eens op een schoolfeestje, van dat gedoe ben ik als boekenmens
nooit liefhebber geweest. Later sarde hij mij dat ik mooi geen meisje had. Raar
zoiets te zeggen.
Doch in de derde waren we samen op een klassenavond ten huize van een leerling. De klassenpater i.c. Kropman is traditioneel daarbij. Wij oefenden t.h.v. Frank al onze sketch waarbij zijn zus toekeek. Maar op de avond zelve stokte ik en verliep de dialoog niet zo mooi als verwacht. Nee, acteren ligt mij niet!
Doch in de derde waren we samen op een klassenavond ten huize van een leerling. De klassenpater i.c. Kropman is traditioneel daarbij. Wij oefenden t.h.v. Frank al onze sketch waarbij zijn zus toekeek. Maar op de avond zelve stokte ik en verliep de dialoog niet zo mooi als verwacht. Nee, acteren ligt mij niet!
Maar bij hem thuis was ik meermaals.
Zijn vader Wilhelm (*1912) was onderwijzer. Als je een
kweekschoolopleiding stelt op vier jaar heeft hij dus (maar) ruim tien jaren
beroepsleven gehad. Waaraan hij is overleden is mij niet bekend.
Hij huwde in 1938 de oudere Catharina Buurman (*1903), ook onderwijzeres,
heel opmerkelijk leeftijdsverschil. Het echtpaar kreeg vijf kinderen die ik
allen gezien heb. Zij werkte op een lagere school in de Pijp en wandelde elke
dag het hele stuk naar haar woning in de Rivierenbuurt te Zuid. Daarbij kwam
zij door de Willem Passtoorsstraat en liep midden op de toenmalige pleintjes.
Ik heb haar in de 60er nog vaak zien voorbijlopen.
De familie was een hecht geheel. Ik mocht bij de gesprekken zijn en kon
vrijmoedig praten.
De oudste zoon Johannes (*1939) was leraar geschiedenis aan het Maimonides Lyceum maar dat is raar:
hoe kan hij nu als 21-jarige al lesgeven terwijl hij beslist nog geen
kandidaats kon bezitten? Hij maakte tegen mij een kritische opmerking te
spreken over zaken waarvan ik niets afwist. Ik had het geloof ik over de
vermaarde pianist Arthur Rubinstein. Dit is bepaald chicaneus want iets
dergelijks kan je altijd wel zeggen.
Een broer, Paul of Andreas was voornemens het klooster Sint
Adelbertabdij in te treden, dat is te Egmond-Binnen. Ik vroeg hem eerlijk waarom
maar echt antwoord gaf hij daarop niet, kan ook niet, dit is een te
persoonlijke overweging. Het klopt wel dat hij daar is geweest want ik heb 15
jaar geleden nog met hem gemaild. Hij sprak over “zijn broertje”. Het kan vijf
jaar geleden zijn dat ik informeerde naar hem maar als antwoord kreeg kort af:
niet bekend! In dit zelfde klooster “De Vluchtheuvel” hadden wij met de
eindexamenklas een driedaagse retraîte.
Frans is dus het vierde kind. Hij verliet het Ig in 1960 om naar de
H.T.S. te gaan, ik geloof werktuigbouwkunde. Nadat hij een Deense had leren
kennen emigreerde hij naar Kopenhagen. Gek dat Trees Corstjens daarvan wist! Ook
hem heb ik nog gemaild. Hij had zijn naam verduitst als Husmark.
Zijn Nederlands was verschrikkelijk gebrekkig, hoe kan je nou je moedertaal zo
verwaarlozen! De mails ben ik kwijt. Zijn beroep was leraar aan een technische school. Waarschijnlijk is hij gescheiden en hertrouwd. Nadien heb ik hem
niet meer gesproken, ook is hij onvindbaar.
De laatste is de dochter Edmée (*1945), een krachtige meid met fors
taalgebruik. De moeder corrigeerde haar eens en dat is natuurlijk omdat ik
aanwezig was. Ik vond haar best mooi en wellicht heeft ze juist daarom aandacht
getrokken.
Frans speelde piano en was goed gevormd, dat wil zeggen niets was nog
nieuw voor hem. Eerder volleerd amateur.
Bij Frank thuis speelden wij badminton op de huiskamertafel. Griezelig
dat hij knalharde slagen kon geven waar ik als niet-sportief mens niet tegenop
gewassen ben. Dat is dus Franks eerzucht te excelleren.
Een keurig nette roomskatholieke familie dus met de tragiek alleen door
een moeder te worden bestierd. Deze vrouw overleed in 1988 en is dus 85
geworden!
AMSTERDAM
8-6-2019
Frank kende de roman van Ina Boudier-Bakker De klop op de deur (1930).
BeantwoordenVerwijderen