donderdag 28 november 2013

AG van 1824 (Nederland) 60er en de Inhumaniteit

AG van 1824 (Nederland)

Eerder in Hyves Opgericht op 29 September 2010 

Beheerder Jos - Vrijheid van Mening
 
Beschrijving De AG van 1824: (Assurances Générales)
Nederland (stond niet in de naam) is een Belgische levensverzekeringsmaatschappij die medio zestiger een dependance onder eigen naam vestigde in Amsterdam.



Zij maakte goede sier relatief goedkope polissen te verkopen waarin het rentedeel was geknepen of de hoogte van de premie de eerste vijf jaren was verlaagd.
De dependance alhoewel actuariëlerwijs deskundig opgezet ging niettemin ten onder door zwakke leiding, ongelukkige relaties met avonturistische assurantiemakelaars of met gehaaide assurantiebedrijven alsmede inhumane collegialiteit onder eigen personeel.



Branche Finance
Adres Kleine Gartmanplantsoen 21 (oud)
Plaats Amsterdam


Directie en Personeel:
Directeur de heer C.J. van der Hagen.
Deze was afkomstig uit de assurantiemakelaardij (wellicht zich opgewerkt) als inspecteur en heeft zijn verkopersarrogantie niet verloren. Er was door de AG een kapitale villa in het Gooi aangekocht bestemd voor een directeur Nederland doch Van der Hagen bewoonde deze niet of kreeg geen toestemming.
Actuaris M. Devoghel (Belg) tot maart 1969, deze man moet zijn ambitie een gezond filiaal in Nederland te stichten hebben zien mislukken en werd depressief.
De heer C. W. Wassink vanaf maart 1969.
Actuarieel Rekenaars Wijnand Boer (het pingelende Ulo-mannetje met stopwoordje "buiten kijf") en Jos Heitmann.
Polisopmaker de heer Augustin.
Boekhouder de heer Greve die een paar Franse zinnetjes uitwendig had geleerd.
Typistes onder andere een volksmeisje Hooijdonk.
Veelal gebezigd de frase: "Dan kun je je wel aan de eerste de beste boom ophangen".


Korte Beschrijving van mijn tijd:
Amsterdam 3 december 1969

Naar aanleiding van mijn ontslag bij het Bureau d'Amsterdam verzoek ik U om gehoor van mijn onaangename ervaringen te dezen kantore.

Toen ik in maart van dit jaar bij uw bedrijf in dienst trad, daar ik mij qua positie hoopte te verbeteren, viel mij direct op, dat de sfeer onder het personeel vrij los was. Nu is dit voor mij nog niet bezwaarlijk, ware het niet, dat in een tijdsbestek van ruim twee maanden de sfeer geleidelijk verslechterde als gevolg van onbehoorlijk gedrag van een tweetal Amsterdamsche jongedames die, ik hoop dat U het mij niet kwalijk neemt, bepaald ordinair genoemd mogen worden. Scheldpartijen, treiteren en op alle mogelijk gebied lastigvallen behoorden tot de orde van de dag. Toen heb ik, na mij steeds gereserveerd te hebben opgesteld, mijn zelfbeheersing verloren, op een zodanige manier, dat dit incident bij de heer C.J. van der Hagen ter sprake kwam. Toen werd afgesproken dat:

  1. Er strenger toezicht zou komen op de gedragingen van het personeel, i.c. de meisjes;
  2. Ieder zich bij zijn eigen werkzaamheden zou houden, teneinde conflicten te voorkomen.

Enfin, daar kwam echter niets van terecht en een zo'n ordinaire juffer bleef doorgaan met haar onbehoorlijke gedrag, dat ook als erg hinderlijk door mij werd ervaren.

Mijn collega's deden hier niets tegen, en ik kon ook niets doen. Op een gegeven moment vroeg ik aan de heer Wassink het adres van het desbetreffende collega'tje, om eens bij haar ouders te informeren en om uitleg te vragen. Hij schrok hier erg van en wist niet op mijn vraag te antwoorden. Nadat hij overleg had gepleegd met de heer C.J. van der Hagen werd mij voorzichtig medegedeeld, dat mijn gedragingen uit den boze waren en dat ik hier maar mijn conclusies moest trekken.

Tot mijn genoegen werd dan vermelde juffer op staande voet ontslagen omdat ze onder werktijd zomaar boodschappen ging doen (!). Dit ontslag werd door de heer van der Hagen in het openbaar besproken, zo met "Zullen we haar d'r uittrappen?" alsmede de financiële consequenties. Ze kreeg later nog een maand salaris toegestuurd.

Kort hierop is de heer Wassink een maand afwezig gebleven, wegens een psychische inzinking. Tijdens deze afwezigheid is er druk overleg gepleegd met als resultaat, dat ondergetekende's presentie niet langer op prijs werd gestald. Toch ben ik met een ontslagregeling niet akkoord gegaan:

  1. Niet-aanpassing mijnerzijds als verwijt is onbegrijpelijk, gezien de andermans onbehoorlijke gedragingen;
  2. Incompetentie acht ik een unfaire beschuldiging aangezien ik immer waarderende opmerkingen heb gehoord onder meer van de heer Wassink;
  3. Wel had de heer Van der Hagen het vluchtig over het feit, dat juist de vertrokken heer Devoghel misschien de mensen teveel had losgelaten.

Ik verzocht de heer Van der Hagen zijn beschuldigingen maar waar te maken voor de ontslagcommissie van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Amsterdam.

Hij heeft ontslagvergunning gekregen op grond van een niet meer mogelijk zijnde vruchtbare samenwerking.

Aldus mijn onaangename ervaringen. Mijn wens is, dat ik alsnog een maand salaris van de Maatschappij bekom, benevens de mij nog niet uitbetaalde vakantietoeslag.

Mijn motiveringen hiervoor luiden als volgt, hetwelk tevens de belangrijkste informatie is, die ik u wens te verschaffen.

U zult U wellicht afgevraagd hebben hoe een en ander mogelijk is geweest.
Mijn mening, die ik na lang nadenken heb gevormd, is, dat Uw medewerker de heer C. W. Wassink, ondanks zijn innerlijke beschaafdheid en het feit, dat hij het ver in een moeilijke studie gebracht heeft, toch een belangrijke eigenschap mist, namelijk een zodanige persoonlijkheid, welke in een functie die hij sinds 1 maart bekleedt, een eerste vereiste is, mijns inziens dus vóór intelligentie. U zult verrast zijn, als ik U mededeel, dat mijn eerste indruk van deze jongeman, namelijk tijdens de sollicitatie bij de heer Devoghel, juist deze is geweest. Deze ex-medewerker zette toen uiteen de situatie in het zich snèl ontwikkelende bedrijf en dat hij per 1 maart om bepaalde redenen wegging en, wijzend naar de heer Wassink "Hij volgt mij op". Op dat moment bedacht ik "Hij?", wegens zijn verlegen en bangelijke houding. Over de inhoud van de pensioenregeling hield hij een hakkelig betoog; het was het enige onderwerp waarover hijzelf sprak, terwijl da heer Devoghel nota bene telefoneerde.
Zijn omgang met het personeel was zwak. Dit kan ik zeggen, omdat allerhande zaken in het openbaar behandeld werden. Twee vertrouwenscollega's spraken hem met "jij" en "Wassink" aan, de anderen met 'U'. Dit was een overblijfsel van al die jaren, dat hij als gelijkwaardige collega zelf tussen de mensen zat.

Als een typiste moeilijk was, stond hij te kreunen en keek besluiteloos naar buiten. Geen wonder, dat stuursheid, op het obstructieve af, door sommige mensen zonder al te veel risico werd gedurfd gepleegd te worden.
Hij moet geweten hebben, wat er allemaal geschiedde op de afdeling, want hij dribbelde de hele dag. De brutale juffers noemden hem dan ook de zenuwlijder-dribbelaar en soms slappe was. Op een ernstig moment verklaarden ze wel eens in de heer Wassink eigenlijk geen chef te zien!
Als er ordinairheden uitgeflapt werden, bleef hij gebogen staan over een archiefkast en het schaamrood verscheen soms op zijn gezicht.

Mijn collega-rekenaar gebruikte hij meer als een soort tegenspeler en debating-partner in actuariële kwesties, dit tot groot genoegen van deze rekenaar, die hierin een kans zag om zich te verbelangrijken. De heer Wassink liet ook diens bemoeizucht toe op fiscaal en juridisch terrein,
om maar aanspraak te hebben.

Blijkt deze zwakheid in interne zaken, dan zal het met het contact met de klanten ook niet uitblijven;

  1. Ik moest een tussenpersoon bellen aangaande het uitblijven van een bepaalde beslissing. Toen kreeg ik van daze man te horen het verwijt dat alles zolang duurde. Na het einde van het telefoongesprek kwam de heer Wassink haastig op mij afgelopen, teneinde te informeren wat die man had gezegd. Het bleek, dat de heer Wassink hem had laten bellen (!), omdat hij wist wat er te wachten stond.
  2. Een brutale tussenpersoon zeurde net zolang door, totdat hij zijn zin bij de heer Wassink kreeg. Hij kwam toen naar mijn collega-rekenaar toegelopen er verzuchtte: "Die rot-j...", nota bene van het eerbiedwaardig assurantiekantoor F. M. Een uitval van onmacht!
  3. Bij bezoek aan de balie vertoont de heer Wassink verschijnselen van rougeren en stotteren.

De verhouding de heer Wassink - de heer van der Hagen is zwak. Zelfstandig beslissen gaat de heer Wassink moeilijk af. Ik weet het niet zeker, maar hij lijkt mij een wilszwak figuur. Even met de heer van der Hagen overleggen, is een dooddoener. Het fraaie is, dat hij dan de woorden van de directeur letterlijk opzegt!

Als de heer van der Hagen op cijfermatig gebied iets zei, dat in strijd was met de waarheid, durfde hij niet te interveniëren. Ook als deze man in het openbaar scheldpartijen hield over bet onbetrouwbare gedrag van tussenpersonen, bleef hij zenuwachtig lachend voor zich uit kijken.
Toen Uw directiemedewerkers twee maanden geleden in Amsterdam waren, en de heer van der Hagen zo tactisch was om de twee heren te laten wachten, liep de heer Wassink zenuwachtig op en neer en wist zich geen houding te geven.

Algemeen kan gezegd worden, dat als in aan bedrijf de verticale gezagsverhouding ontbreekt, de horizontale verhoudingen niet naar behoren kunnen functioneren.

Uit mijn betoog blijkt, dat juist het ontbreken van een deugdelijke leiding de oorzaak is van strubbelingen. Ik hoop, dat U niet onverschillig over deze mening heenstapt, doch dat U het een en ander laat beklijven.

U begrijpt, dat langer werken voor deze zaak wel een zware opgave is, als mondeling, met een collega-getuige(!), en schriftelijk, ik met ontslag op staande voet wordt bedreigd.

U kunt er zeker van zijn, dat ik over deze zaken nooit met de heren heb gesproken. Dat mag ik als eenvoudig ondergeschikte natuurlijk niet doen.

Misschien dat U orde op zaken kunt stellen, want het Bureau d'Amsterdam is hard op weg een unfaire werkgever te worden.

Enkele malen, ais ik bij een ander bedrijf had geïnformeerd over een nieuwe betrekking, vroeg de heer van der Hagen mij: "En... komt U nog terug?" Nu ben ik weg en werkt men mij op pecuniair gebied tegen!

Een kleine, doch belangrijke wijziging heeft reeds plaatsgevonden:
De heer Wassink is niet meer in zijn oude functie teruggekeerd, daar de personeelsbelangenbehartiging in handen is genomen door de haar van der Hagen.




Uitvoerige Beschrijving van het Bedrijf:: Amsterdam, 9 september 1969.


Op 22 augustus 1969 werd U door de heer P. de Boer van het G.A.B. (kr.108) opgeroepen inzake de ontslagaanvraag. De motivering aldaar te vernemen deed zeer verbazen?
Inderdaad, deze motivering luidde: "Handtastelijkheden te onzen kantore". Let wel, dat dit onderwerp in het meervoud gesteld is.

Telefonisch werden nog enige klachten geuit?
Dit bleken te zijn: brief geschreven; nooit gedagzeggen; sfeer verpesten en een collega voor "Ulo-mannetje" uitmaken.

Om met de schriftelijke klacht te beginnen, bènt u handtastelijk geweest?
Jawel, tot mijn spijt moet ik bekennen omstreeks begin mei een jongedame een "tik" te hebben gegeven.

Eerst enige algemene zaken. Wanneer en waarom bent U bij de A.G. gaan werken?
Ik kwam in dienst op 1 maart 1969. Er was een vacature ontstaan, doordat een chef naar zijn (Vlaamse) land terugging. Als gevolg hiervan kwam er plaats vrij voor een rekenaar. Als vervangend afdelingschef werd benoemd een jongeman van 28 jr, die wat zijn actuariële studie betreft, zeer ver was gevorderd. Tijdens mijn sollicitatiegesprek verbaasde ik mij al, dat deze jongeman zich eigenlijk niet als een "chef" gedroeg. Zijn zinsbouw was wat stuntelig en hij maakte een verlegen en bangelijke indruk. Het gesprek werd hoofdzakelijk gevoerd door die chef die wegging en mij. Slechts over de inhoud van de pensioenregeling wist die nieuweling een behoorlijk betoog te houden.

Toch bent u daar gaan werken?
Zeker, aan mijn salariswens werd tegemoet gekomen en de werkzaamheden op een klein bedrijf leken mij interessant. Men gaf mij een dynamische voorstelling van zaken...

Hoe zat het bedrijf in elkaar?
  • 1 directeur, die zich meer bemoeide met buitendienstaangelegenheden, de heer C.J. van der Hagen;
  • 1 afd.-chef, de heer C.W.Wassink, die vanaf 1 maart 1969 toezicht kreeg over:
  • 2 rekenaars, van wie ik er een was;
  • 1 polisopmaker, die zich ook bemoeide met juridische en fiscale aangelegenheden;
  • 1 boekhouder;
  • De polisopmaker had 2 typistes ter beschikking, die eveneens administratieve werkzaamheden verrichtten;
  • De boekhouder had 1 typiste;
  • 1 typiste voor algemene correspondentie, (ook in dienst vanaf een maart 1969)
  • De afdeling bestond dus uit acht jonge mensen, die allen (veel te) dicht bij elkaar zaten.

Hoe was de sfeer op die afdeling?
In den beginne was er een normale uitwisseling van informatieve gegevens, doch na ongeveer twee weken werden de meisjes vervelend. Hierover zult u nog meer te horen krijgen.

Hoe was de omgang met uw naaste collega-redenaar?

Die was redelijk. Hij heeft mij op deskundige wijze geïnstrueerd, doch die wijze vond ik wat wat arrogant. Ik ga echter van het standpunt uit, dat ieder verantwoordelijk is voor zijn eigen gedragingen. Ik liet hem verder in zijn deskundige waan. Geleidelijk aan merkte ik, dat hij bemoeizucht- en bedilzuchtig was en een groot arsenaal aan chicaneuze gesprekskunstjes bezat, (zie mijn brief van 13/8 1969).

Was dit geen rem voor een openhartige verstandhouding?

Ik koos spoedig de wijste partij en hield mij gereserveerd. Als iemand dergelijke kunstjes gebruikt kan dit vernederend voor de ander werken, ik gaf hem hiervoor niet meer de kans. Trouwens hij was soms zeer geestig en spitsvondig, doch ik overtrof hem soms in de kunst van associaties. Al met al was hij aan luidruchtig figuur die wel de boventoon voerde.

Hoe werd de sfeer?
De meisjes bleven doorgaan met vervelend doen. Ik schaam mij ervoor om dit alles gespecificeerd weer te geven, omdat ze mijn persoon hoe langer hoe meer naar beneden haalden. Er waren dagelijks openbare debatten, waarin door hen soms de meest ordinaire taal werd gehanteerd. Hieraan heb ik nooit mee willen doen.

Uw mannelijke collega's ook niet?
Mijn collega-rekenaar redeneerde wel met hen, doch dit bleef bij een poging. Hun gedachten waren soms uitgesproken dom en daar valt dan weinig aan te doen dan meewarig glimlachen.

Probeerde men U niet in de discussie te betrekken?
Zoals gezegd hield ik mij gereserveerd. Ik moest mij als het ware geestelijk uitkleden in het openbaar en daar voelde ik niets voor. Ik gaf derhalve soms ontwijkende en vage antwoorden, hetgeen m.i. politiek geoorloofd is. Na zo een antwoord vroeg men dan ijskoud door, net zolang totdat ik weer iets had losgelaten, waarop zij het nodige brutale commentaar hadden te geven.

Werd dit voor u niet onhoudbaar?
Dit werd het wel, toen er een fase intrad, dat men mij met geraffineerde en sluwe methoden probeerde te kraken. Op elke opmerking of vraag aan mijn collega's werd commentaar gegeven, later op het onbeschofte af. Indien ik naar de toilet ging, werd er over mij geroddeld. Dit deden zij (ook jegens elkaar) in het openbaar, in de keuken of in de postkamer. Er waren dagen dat ik werd uitgescholden zoals voor "slappe zeikerd", "kan die man nou nooit normaal doen?" maar veelal voor "gek". Indien ik een opdracht voor hen had t.b.v. hun werkzaamheden, werd dit op het kantje af geweigerd.

En deden uw collega's niets tegen bijv. de ordinaire scheldpartijen?

In het geheel niet. Als de meisjes het over mij hadden in mijn bijzijn, gaven ze geen antwoord. Bij werkzaamheden die ze niet prettig vonden, gaven ze weigerende opmerkingen. Dan werd gezegd dan doe je het maar niet. Als de chef er (hoogst zelden) werd bijgehaald, stond deze ook maar wat in zichzelf te kreunen. Dit typeert al de mentaliteit, ze konden doen en laten wat ze wilden zonder ernstige gevolgen. Dat die chef hier niets tegen deed, is de grootste teleurstelling voor mij in dit bedrijf geweest.

Dus hij wist er wel van?
Alhoewel hij meestal in zijn glazen hokje zat, wist hij toch heus wel wat er allemaal passeerde, want hij kwam dikwijls op de afdeling voor overleg, en het archief. Hij had zelfs dagelijks het gezicht op de afdeling gericht, zonder dat enige vitrage zijn uitzicht verwaasde.

Werd er in zijn nabijheid ook keet geschopt?
Inderdaad. Indien er scheldwoorden vielen, of er bepaalde domme opmerkingen er klakkeloos uitgeflapt werden, glimlachte hij maar wat als hij over zo'n archiefkast stond gebogen. Het is triest, dat hij soms met een schaamrood gezicht over de afdeling liep, hij iedereen z'n gang liet gaan en zelf weer zachtvoetend wegtippelde.

Bleef hij ook niet gespaard van kritiek?
Beslist niet, ze noemden ham soms "zenuwlijer-dribbelaar" en "slappe was", doch dit niet in zijn nabijheid.

Maar dan blijft u over, deed U niets tegen die keet?

Wat kon ik doen? Alleen mijn werkzaamheden zo goed mogelijk verrichten en proberen zoveel mogelijk maling te hebben aan hun gezwam.

Had u ze niet op hun nummer kunnen zetten, in het bijzonder als U persoonlijk slachtoffer werd?
Op welke manier? De beschaafde manier zou geen enkele kans van slagen gehad kunnen hebben, want dat zouden ze misschien niet begrijpen en mij midden in mijn gezicht uitlachen. De harde manier, bijv. een kreet retour, druiste in tegen mijn waardigheid. En als ik zo had gereageerd, dan had ik er al in mijn proeftijd mee moeten beginnen en kon ik mij dat permitteren? Dan zouden ze misschien nog wat van mijn ordinaire gedrag hebben gezegd.

Heeft u nooit overleg gepleegd met die chef?

Nadat ik twee maanden in dienst was, ben ik hem na vijven nog even gaan spreken, op mijn initiatief. Ik acht het n.l. gebruikelijk dat men alsdan de prestaties over de afgelopen periode beoordeelt. Nadat ik over de werkzaamheden had gesproken, uitte ik mijn bezwaren over de gedragingen van sommige mensen. Hierbij heb ik zelf geen namen genoemd. En nu komt het mooie: Hij antwoordde mij, dat hij het zelf ook niet zo prettig vond (zijn woorden), vroeger was de sfeer goed geweest, maar met de uitbreiding van het personeel was het zo gegroeid. Hij zat tot 1 maart 1969 zelf op de afdeling en had het dus van nabij kunnen meemaken. Wat nu van belang is:
hij vond mij een man, die de werkzaamheden ernstig en consciëntieus aanpakte, bij spoedberekeningen ik weliswaar wat diep op de zaak inging, dat helaas meer tijd vergde dan nodig was. Hij gaf mij nog een boekje over de fiscale kant van da levensverzekeringen, teneinde meer achtergrondinformatie te verkrijgen, daar mijn collega-rekenaar o.m. van dit gebied zijn hobby had gemaakt.

Ondernam die chef hierna pogingen om met gebruikmaking van zijn bevoegdheden het gedrag van die sommige mensen te corrigeren?
Kunt u begrijpen, alles bleef bij het oude. Van toen af werd mijn mening bevestigd, dat deze jongeman niet met personeel kon omgaan. Doch zijn intelligentie heb ik altijd hooggeacht.

Twee weken hierna ontstond het incident?

Ik had een typiste een brief teruggegeven met het verzoek enige correcties aan te brengen. Zoals gewoonlijk nam ze dit met aan stuurs gezicht na ontvangst. Er was immers toch niemand om haar gedragingen te corrigeren? Toen ik naar mijn plaats terugliep, kreeg ik een aanval van zo'n meisje midden in mijn gezicht, dat bestond uit verwijten inzake mijn vermeende dictatoriale gedrag.

Toen heeft u haar een klap gegeven?
In mijn onbeheersbaarheid op dat moment heb ik haar een tik gegeven, dat is dan de rug van mijn hand, waarmede het incident geschiedenis werd.

Wat deed zij toen?

Na een moment van verbijstering liep zij naar de chef en vroeg half huilend: "Ik kan mij toch niet laten slaan?"

En wat zei men tegen u?
Mijn naaste collega's die nooit iets gezegd hadden verweten mij dat ik wel veel op het spel zette. In het kort verweet ik hen van hun slappe en lafhartige houding gedurende de afgelopen twee maanden en stelde hun de de verwijtende vraag, hoe zij met dat beetje leiding dat zij moesten geven de mensen in het verleden niet tot de orde hadden kunnen roepen? Hun antwoord hierop was, dat ik daar niets mee te maken had...

Was dit een antwoord om in uw zak te steken?
Beslist niet, dit was een laf antwoord van mensen die o zo bang zijn hun goede baan te verliezen en zich ervoor behoedden hun handen vuil te maken. Praktisch gezien is het een onhoudbaar standpunt voor zo'n kleine afdeling.

Werd U door de leiding tot verantwoording geroepen?
Jawel, enige uren later liet de directeur mij bij zich roepen. Die chef zat daar ook, hij had kennelijk al het een en ander besproken. Op verzoek zette ik uiteen hoe ik de afgelopen twee maanden in het nauw gedreven werd en ik tot nu toe nog mijn zelfbeheersing bewaard had. Ik maakte een opmerking in de trant van: "Ze heeft het dubbel en dwars verdiend."

Sprak de directeur van ontslag op staande voet?
Daar heeft hij nooit over gesproken. Het feitenmateriaal, dat ik aanvoerde over hun schandalige gedrag (van die meisjes) was wel overstelpend.

Maakte man u nog verwijten?
Jawel, dat ik alles niet eerder met hem besproken had. De directeur had niet de indruk gekregen, dat meneer Heitmann op de afdeling werd getreiterd. Het verbaasde hem wel, dat ik uiteindelijk het recht in eigen hand had genomen.

Wat antwoordde U hierop?
Dat ik wel degelijk met die chef had gesproken, zij het dan op een voorzichtige manier. En naar de directie kan men m.i. met dergelijke zaken niet stappen, zonder zichzelf belachelijk te maken. En alles is bij het oude gebleven na dat gesprek.

Werd het desbetreffende meisje ook onderhanden genomen?
Zeker. Ik had van de directeur begrip voor mijn situatie gekregen en hij beloofde mij nog dezelfde middag dit meisje onder handen te nemen, hetgeen ook gebeurd is. Het schijnt nogal lang geduurd te hebben, want ik dacht dat ze naar huis was gegaan. Maar wat mij betreft, ik moest toch ondubbelzinnig verklaren, dat dit niet de manier geweest is om een probleem op te lossen. Het mooie is hier weer, dat de directeur verklaarde de meisjes "echte Amsterdammertjes" te vinden met wie hij ook binnen drie dagen ruzie zou hebben (zijn woorden!), maar ach, ze deden hun werk behoorlijk, het was soms goed om ze af en toe een verwijt te maken, als ze het al te bont maakten, want ze durfden tegen hem ook maar alles te zeggen. (Zelfs mijn collega's verbaasden zich er over, dat een directeur zich zo alles liet zeggen, noot J.A.H.).

Wat werd hierna bepaald?

Ik vernam later van die chef, dat hij en de directeur hadden afgesproken dat:
  1. Er strenger toezicht zou zijn op het personeel, i.c. de meisjes;
  2. Mijn collega-rekenaar mijn soort chef werd;
  3. Ieder zich bij zijn eigen werkzaamheden zou houden, zodat er geen conflicten zouden ontstaan.

De vader van dit meisje kwam later nog even op kantoor langs; wat heeft hij gezegd?
Hij wilde de zaak eens van een andere kant horen, want hij had gehoord dat een man zijn dochter had geslagen. Hij heeft mij geen verwijten gemaakt, want hij zat vol verbazing over de daden, die zijn dochter buiten de deur had uitgespookt. Hij zei, dat bij haar zelf wel een klap gaf, als ze thuis een grote smoel verkocht. Ik geloof dat deze man zijn dochter later nog zelf onder handen heeft genomen.

Hoe reageerden uw collega's na dit alles?
Zij hebben er verder nooit over gesproken en/of mij verwijten gemaakt en ik verrichtte mijn werkzaamheden normaal verder, ik ging normaal met hen om m.b.t. deze werkzaamheden.

Mijn belangrijkste vraag is thans aan de orde: Acht U een reden tot ontslag wegens "Handtaste-lijkheden te onzen kantore" gegrond?
Die acht ik in elk geval ongegrond daar dit incident een afgedane zaak is.
Dat dit woord in het meervoud gesteld is, vind ik een raadsel. Deze afgedane zaak heeft geen enkele rol gespeeld bij de gesprekken, die ik later met de directeur heb gehad. Hierover zal ik U nog verslag van doen. Zijn schriftelijke ontslagaanzegging (brief 12/5 1969) met zijn verzoek tot mijn accoordverklaring, bevat dit incident niet als reden! Derhalve kan ik thans reeds stellen, dat ik met deze (onbegrijpelijke) reden niet accoord kan gaan.

Telefonisch deelde de directeur aan de heer P. de Boer van het GAB mede, dat U een brief geschreven had?
Ik heb nooit een brief geschreven, doch willen schrijven.

Aan wie?
Aan de ouders van een meisje, die dóór was blijven gaan met haar hele hebben en houwen, al of niet telefonisch, in het openbaar te verkondigen. Zij was namelijk de enige overgebleven keetschopster, maar "keet" als zodanig verrichte zij niet (meer). Van alle avonturen met haar aanstaande echtgenoot moesten wij deelgenoot worden. Haar maatschappelijke visie was uitgesproken dom, en daarmede voerde ze nog de boventoon ook! en wel op het ordinaire af. Zoals "De Bijbel is een leugen!" Ook was zij de enige die qua grap het incident van meneer Heitmann nog in herinnering bracht, maar daar gaven mijn collega's en zelfs mijn voormalige kwade vriendin geen reactie op, evenmin als ik. Niettemin was haar gedrag uitermate irriterend, niet alleen voor mij, doch ook voor mijn collega's.

Ik vraag u weer, deden uw collega's hier niets aan?
Precies hetzelfde als vroeger, n.l. niets, slechts mijn collega-rekenaar redeneerde wel met haar, met het gevolg dat dit altijd op een fiasco uitliep. Ze vonden het zelf ook onaangenaam, daar lieten ze zich bij tijd en wijlen wel eens over uit, maar ja, wat doe je ertegen?

En die chef?

Eveneens niets. Ik kreeg wel een beetje medelijden met hem, want hij had zo nadrukkelijk verklaard, dat het toezicht verscherpt zou worden, maar daar kwam werkelijk geen barst van terecht.

Liet u dat alles over U heengaan?

Ik moest wel. Toch heb ik hem op een vrijdagavond opgebeld en hem voorzichtig onder de neus gewreven, dat er toch weer een soort keet groeide! "Steekt het weer de kop op?" "U had toch beloofd orde op zaken te stellen?" Ik vroeg hem het adres van dat meisje, opdat ik haar ouders een brief kon schrijven of desnoods kon spreken. Dit weigerde hij echter. Hij zou er later nog op terugkomen, als hij er met de directeur over had gesproken, om naar zijn zeggen zijn standpunt i.c. nog nader te bepalen. Hij maakte een stotterende indruk.

Waarom een brief aan haar ouders?

Ik had toch met de vader van het "vroegere" meisje gesproken, die een zeer correct man bleek te zijn. Welnu, zouden de ouders van dit meisje ook geen verbazing getoond hebben over het ordinaire gedrag van hun dochter?

Maar van dit gedrag had u eigenlijk persoonlijk geen last?
In een klein bedrijf kan eenvoudig niet dergelijk gedrag getolereerd worden. Trouwens mijn geweten verzet zich er tegen om dit allemaal stilzwijgend te accepteren! Ik ben (nog) geen afgestompte kantoorbediende. En als de leiding in gebreke blijft om aan wantoestanden een eind te maken, wie moet het dan doen?

Maar nu kunnen ze er U toch van beschuldigen, dat U zich onnodig met uw collega's bemoeid heeft, waardoor een conflictsituatie kan ontstaan?
Zoals gezegd, de leiding is in gebreke gebleven en deze leiding is de vroeger gemaakte afspraak niet nagekomen! De onaangename consequenties hoef ik hier niet vaak te accepteren. En eigenlijk mijn collega's ook niet. God hoort hen brommen.

Sprak u nog wel eens met andere mensen over deze situatie?
Ik heb wel eens met oudere mensen gesproken, die ook zo'n stel brutale meiden om zich heen hadden. Nooit geen sjoegen geven, nooit je uit de tent laten lokken, was hun "wijze" raad. Maar op mijn vraag of ze tot in het oneindige hiermede zouden kunnen doorgaan, moesten ze toch ontkennend antwoorden. Blijkbaar had alleen ik het met zo'n leiding zo getroffen!

Hoorde U later nog iets van uw telefonisch avon(d)tuur?
Enige tijd later sprak die chef mij aan, toen ik in zijn kamer moest zijn voor een zakelijke kwestie. Let wel, hij durft nooit te vragen of ik even wil komen, enz.! Op een hypernerveuze manier vertelde hij mij dat het zo niet langer met mij (!) zo zou kunnen doorgaan. Ik moest hier maar mijn conclusies uit trekken. Op mijn vraag of dit allemaal zich door zo'n meisje gepermitteerd kon worden, mompelde hij iets van: "Daar heeft u niets mee te maken" en keek toen naar buiten.

Maakte u hem nooit verwijten?
Ik heb dit niet gedaan, omdat ik m.i. als werknemer hiertoe het recht niet denk te hebben. Daarom heb ik hem maar laten praten. Hij deed het toch op een stuntelige manier, als ik met hem zou gaan redeneren, dan zou hij nergens blijven.

Dit is wel een geringschatting?
Dit is helaas een feit, waar ik, en mijn collega's ook, schade van ondervinden.

Sprak u nog meer met die chef?
Enige malen, over de sfeer bijv. Hij vertelde mij dat er toch wel wat verbeterd was. Over mijn werkzaamheden liet hij zich gunstig uit wat mijn consciëntie betreft.

Werd dus aan het schandalige geklets van die jongedame niets gedaan?
Neen, ze bleef door gaan tot het moment, waarop ze op staande voet werd ontslagen!

Hoe is dit zo gekomen?
Hier zal ik u het bewijs geven van de zwakke leiding in dit bedrijf. Dit meisje kreeg op een middag maar het idee om enige privé-boodschappen te doen, daar ze op dat moment toch niets te doen had. Ze zei gedag en bleef wel een uur weg.

Zag de leiding dit niet?
Toen de directeur om een of andere reden op de afdeling kwam, verbaasde hij zich erover, dat ze er niet was. Ze moest wel eens maar "naar boven" om clichés af te draaien, dacht hij. De collega's zeiden niets en men kon een speld horen vallen. Later kwam hij weer langs en vroeg toen direct aan mijn collega waar ze was. Hij moest toen wel antwoorden wat ze deed. "Zullen we haar d'r uittrappen?", aan mijn collega gevraagd door een directeur. "Van mijn part", was zijn antwoord. Hij zal op dat moment wel begrepen hebben, dat de wind uit een ander hoekje ging waaien, of beter gezegd, dát er eens wind ging waaien! Het uittrappen geschiedde inderdaad. Later overlegde de directeur nog in het openbaar met een collega over de financiële consequenties van dit soort ontslag.

Dus de leiding durfde wel degelijk maatregelen te nemen?
Eindelijk, moet ik verzuchten, maar veel te laat. Dit meisje had toch maar het lef om op haar eigen houtje deze gedraging te verrichten en dit pleit niet voor het gezag van deze leiding.

Wat vond u van deze brute maatregel?
Wat de oorzakelijke kant hiervan betreft, ben ik de stellige mening toegedaan, dat de klachten, die ik vroeger had geuit, via die chef toch bij hem zijn beklijfd: Dit acht ik geen boute veronderstelling, daar het in het bedrijfsleven dikwijls voorkomt, dat voorstellen van het personeel koudweg van de hand worden gewezen en dat ze later toch op een of andere manier worden gerealiseerd, zij het dan op initiatief van de leiding! Volgens mij waren geleidelijk toch de schellen van zijn ogen gevallen. Derhalve moet ik concluderen dat een verwijt van niet gepleegde briefschrijverij als bijreden tot een ontslagaanvraag niet in stand te houden is.

Wát hoorde U toen U van Uw vakantie terugkwam?
Dat de chef ziek was. Op mijn voorzichtige informatie afgaand, bleek dat het wel enige tijd kon duren, aangezien er een psychisch element bijkwam.

Op 5 augustus werd u bij de directeur geroepen?
Hij vertelde mij aan heel verhaal over de moeilijkheden, die de chef persoonlijk ondervond. Hij stelde, dat het waarschijnlijk zo geregeld zou worden, dat zijn personeelszaken uit handen zouden worden genomen. In elk geval zou hij niet meer in zijn oude functie terugkomen (zijn woorden). Hijzelf behartigde thans de personeelszaken. Blijkbaar waren alle gesprekken teveel voor hem geweest. Hij was chef vanaf 1 maart 1969. Ik antwoordde, dat ik die man nooit persoonlijk het vuur na aan de schenen had gelegd, doch ik liet voorzichtig uitkomen, dat hij het afgelopen half jaar wel in gebreke was gebleven, sorry ik moest dit wel zeggen. Het hele gesprek werd gekenmerkt door een zeer voorzichtig taalgebruik, hij gaf veel toe, zoals fouten van hun kant, en dat de personele kant voor meneer Wassink teveel was geweest. Hierna bleek de reden van alle vriendelijkheid: De directeur had na diverse telefonische gesprekken en zelfs na aan persoonlijk bezoek aan de zieke, de overtuiging gekregen, dat het wenselijk was, dat meneer Heitmann elders maar zijn toekomst moest zoeken. Dit was voor meneer Heitmann het beste en voor meneer Wassink ook!

Wat vindt U van deze overtuiging?
Schromelijk overtrokken. Ik heb hem maar verder geen antwoord gegeven omdat ik liever had willen zeggen, dat die arme man maar naar de zenuwarts gestuurd moest worden, van mijn part op kosten van de directie!

En verder?
Dat, om een definitieve datum vast te stellen 1 oktober was bepaald met dien verstande, dat ik na 1 september niet meer hoefde te komen.

Ging U daarmee akkoord?
Ik heb mij noch wel, noch niet akkoord verklaard, doch alles ter kennisgeving aangenomen. Ik heb gewacht op de schriftelijke bevestiging, die ik op 13 augustus 1969 ontving (op kantoor).

Ging U toen wel akkoord?
Op 13 augustus zond ik de wettelijk vertegenwoordiger mijn aangetekend schrijven van niet-akkoordverklaring. (zie brief) alsmede enige motiveringen en zaken, die mij ter harte gingen.

Waarom ging u niet akkoord?
  1.  Omdat mij nooit ontslag is verleend. Men zou zo zeggen, dat alles al geregeld was!
  2. Niet-aanpassing mijnerzijds acht ik ongegrond. Uit de historie blijkt, dat juist anderen maar eens aan de tand hadden gevoeld moeten worden.
  3. Incompetentie mijnerzijds moet maar aangetoond worden. Ik ben hiervan nooit "beschuldigd", integendeel, ik heb van de chef altijd waarderende opmerkingen over de door mij verrichte werkzaamheden gehoord. Ik acht deze aanvoering intimidatie en zeer geschikt voor een gelegenheid als deze.
  4. De chef en zijn directeur zijn schromelijk in gebreke gebleven als gevolg waarvan, de ene en de andere zaak voortvloeiden.

Zie verder deze brieven.

Sprak de directeur U nog ever uw schriftuur?
Neen, over de inhoud ervan ging hij niet in, alhoewel hij mij de volgende dag wel liet komen. Na overleg met het hoofdkantoor in Brussel had hij de ruggensteun gekregen, dat, als naar zijn inzicht iemand niet gehandhaafd kon worden, dit ook met alle middelen moest worden bewerkstelligd. Hij poogde mij te overtuigen, dat dit niet de geschikte plaats voor mij was, dat ik sfeerverpestend werkte en dat het voor meneer Wassink ook beter zou zijn als ik er niet maar was (!). Wat de G.A.B.-kant van de zaak betrof, hij vergeleek mij met de handeling van een thans in Alkmaar terechtstaande oplichter, die de AG van 1824 voor ƒ 130,000,- had armer gemaakt, en die tevergeefs trachtte met getuigen, waaronder de directeur himself, de strafzaak hem zo gunstig mogelijk wilde doen laten verlopen... Hij ried mij aan in de gratis betaalde maand heerlijk naar Oostenrijk te gaan. Financieel hoefde ik niet bang te zijn, een oud-inspecteur trok al twee jaar van de WW... Hij waarschuwde mij, dat als de vergunning niet zou doorgaan, hetgeen hij zeer betwijfelde, ik tegen een wel lager salaris zou worden gehandhaafd, gezien "het gebleken peil van mijn prestaties". Voor de rest liet hij zich er verder buiten, daar zijn advocaat het bovendien wel verzorgde.
Ik vraag mij echt af of deze man wel een hoge dunk van mij heeft.

Verscheen u hierna nog op kantoor?

Ik bleef arbeidsongeschikt tot vandaag.

Toen U door het G.A.B. werd opgeroepen vernam u de ware ontslagreden?
Thans begrijpt u beter dan zojuist, dat ik zo verbaasd was, dat het afgedane incident wordt aangewend om mij te laten verdwijnen. Ik moet deze z.g. alle-middelen-methode zien als een wanhopige poging om iets te zoeken te iemands nadele.

Wat vindt U van de klacht sfeerverpesterij?
Die acht ik ongegrond. Uit alles blijkt dat ik gereserveerd ben geweest en dat ik de sfeerverpesterij van de anderen ogenschijnlijk heb genegeerd. De omgang met mijn collega's is normaal, alhoewel ze eens moesten weten wat er aan hun gedrag nog gecorrigeerd moet worden!

U schrijft over "Ulo-mannetje?

Ik ben tevreden, dat de directeur hier in gevlogen is. Juist enige punten heb ik in mijn brief vermeld om zijn standpunt te bevruchten. Trouwens, Ulo-mannetje is niet geringschattend bedoeld. Mijn collega-rekenaar heeft zich nota bene herhaaldelijk zelf zo betiteld, omdat hij wist, dat de anderen een middelbare schoolopleiding hebben genoten. Blijkbaar is dit (psychisch) een aansporing voor hem geweest om zich alles-bemoeizuchtig te gedragen. Er was niemand die hem tegenhield. Hij liep m.i., en dit is echt geen vuilspuiterij, op zijn tenen in de gebieden waarin hij zich durfde te bewegen. En dan nog anderen met zijn "deskundigheid" luidruchtig overtroeven! U kunt het controleren, dat het in het levensverzekeringsbedrijf zelden voorkomt, dat op de wiskunde-afdeling geen mensen zitten met een middelbare schoolopleiding. Maar als zo'n Ulo-mannetje daar dan zit, dan maakt hij wel gebruik van twee rechterhanden.

Op 9 foliovellen heeft u uw loopbaan beschreven. Acht U Uw plaats in dit bedrijf nog acceptabel?
Zeer zeker. De werkzaamheden bevallen mij best en die doe ik nauwgezet, een eigenschap waar ik altijd waardering voor heb gekregen. Ik ga normaal met de mensen om en zeg ze uiteraard ook "gedag"; hetgeen werd betwijfeld door de directeur! Hiervoor heeft hij blijkbaar wel scherpe ogen en goede oren! Maar ja, er zijn nu eenmaal mensen, die van het gedagzeggen een luidruchtig ritueel maken, en dit past toch echt niet bij mijn attitude.

En de toekomstige samenwerking met uw chef?
Er is geen belemmering voor de vlotte gang van zaken. Ik heb goede hoop, dat toestanden, zoals in het verleden, niet meer kunnen voorkomen, omdat de directeur uit zijn schulp is getreden. Wel betwijfel ik of die chef wel ooit zijn pensioendatum aldaar zal halen. Het is een personeelsgeheim, dat het hoofdkantoor in Brussel niet geporteerd is met het feit, dat op het Bureau d'Amsterdam geen Belg de actuarisfunctie bekleedt. Ik geloof, dat ze als de dood zo bang zijn, dat een en ander voor hèn ook onaangename consequenties zal hebben. Al kan iemand nog zo intelligent zijn, en het in een moeilijke studie "ver schoppen", dan wil dit nog niet zeggen dat het leiden van een afdeling een bijzaak van de functie is, leiden m.b.t. de menselijke kant! Blijkt deze zwakheid thans bij interne aangelegenheden, het zal ongetwijfeld ook zijn gevolgen hebben bij de buitendienstaangelegenheden. Maar ja, dit is zijn verantwoording, en daar heb ik als rekenaar gelukkig geen persoonlijke last van, wat de ernstige consequenties betreft. Niettemin kan ik U een drietal voorbeelden geven van een beetje lafhartig gedrag van zijn kant:
  1. Hij liet me een tussenpersoon bellen en toen moest ik verwijten incasseren, dat de zaak zo lang duurde. Toen ik klaar was met het gesprek, holde hij op mij af en vroeg en..., en...? Hij moest geweten hebben wat er dreigde.
  2.  Een ellendeling van een tussenpersoon (bij ons zo bekend) heeft met mij vijfentwintig minuten moeten bellen om te weten te komen, dat een in aanmaak zijnde verzekering nog niet werd "verkocht".
  3. De verhouding chef-directeur getuigt ook van een zekere zwakheid in allerlei zaken, bijv. buitendienstaangelegenheden, waarin de directeur zijn ongezouten visie verkondigde, meestal op een on-directieve manier, en de chef met mijn collega-rekenaar een meewarige blik van verstandhouding wisselde. Als de directeur zich op het gebied van cijfers (bijv. premieschatting) bewoog, maakte hij uitgesproken blunders, en wisselden mijn collega-rekenaar en ik een meewarige blik. Niettemin had die chef toch met al zijn kennis de nodige actie kunnen ondernemen maar ik heb het meegemaakt, dat hij met een rood hoofd glimlachend over zijn werkstukken gebogen bleef staan.

Concluderend
moet ik, als eenvoudig rekenaar, toch opmerken, dat dè pil voor dit bedrijf een persoonlijkheid is, om wie zich het personeel zou moeten kunnen rangschikken! i.c. ik als deel van dit personeel hier geen onverantwoordelijke schade van hoef te ondervinden. Indien er een verticale gezagsverhouding geheel of gedeeltelijk ontbreekt, dan komen de horizontale verhoudingen ook op losse schroeven te staan. Juist nu de laatste maanden er een vrij grote genormaliseerde (voor sommigen helaas saaie) toestand is ontstaan, langs de hiervoor omschreven ongeplaveide wegen, zou meneer Heitmann er mee moeten kappen, als hij en de anderen op een beter terrein zijn gearriveerd. Uit de stukken blijkt, dat, al of niet met mij, nog veel gereconstrueerd moet worden. Ik vraag mij af (theoretisch) waar de leiding en mijn collega's zullen "blijven" als er ooit nog eens een bepaalde bedrijfssamenwerking (fusie, J.A.H.) tot stand komt. Ze mogen wel oppassen niet onder de voet te worden gelopen! De leiding wordt niet gesterkt door krachtige bedrijfsresultaten, want Bureau d'Amsterdam is in de 5 jaar van zijn existentie nog nooit winstgevend geweest. Cijfers van vooruitgang in de portefeuille ten behoeve van reclamedoeleinden zijn ronduit gelogen!

Mijn wens is dan ook, dat ik in mijn functie als rekenaar blijf,
mijn werkzaamheden nauwgezet zal blijven verrichten en dat de directeur van het G.A.B. de aangevraagde ontslagvergunning niet verleend.


Bijlagen:
  1. Ontslagaanzegging d.d. 12 augustus 1969;
  2. Niet-accoordverklaring + Motivering d.d. 13 augustus 1969;
  3. Plattegrond + Enige Bijzonderheden. 
  4. Functieaanstelling d.d. 28 januari 1969;
Etage-indeling::
Plattegrond 4e verdieping Gebouw
Kleine Gartmanplantsoen 21
"De A.G. van 1824"


1. Directeur, de heer C.J. van der Hagen;
2. Chef, de heer C. W. Wassink;
3. Rekenaar ("Ulo-mannetje")
4. Rekenaar, J.A.H.;
5. Polisopmaker Heer Augustin;

6. Typiste, van het incident;
7. Boekhouder;
8. Typiste, ook "baliewerk"
9. Typiste, alg. corr.;
10. Typiste, op st.v.ontslagen.

A. Plaats waar die chef veelal over gebogen stond (archiefkastje);
B. Plaats van het incident;
C. Vergaderzaal, nooit gebruikt;
D. Is fotokopieerapparaat maar neergezet.


Typische bijzonderheden:
Discussies 3-5 over mijn (4) hoofd heen;
Indien ik naar toilet ging, moest ik tussen 6 en 10 doorlopen en werd van begin tot eind gadegeslagen. Hr 7 deed hier helaas ook aan mee.
Personeel is dus eigenlijk in een hoek geconcentreerd.
Postkamer en keuken werden veelal als roddelhok gebruikt.
Deur naar 2 stond altijd open, zodat de keet goed te horen was. Muur van glas, zonder vitrage.


Duidelijk gelijkenis met de stichter Jacques André graaf Coghen (1791-1858)

Jacques André graaf Coghen 1791-1858 Stichter AG 1 - Founding Father met liberale zwier.

Opmaakformulier Polis

Bijgewerkt: 26-9-2010, 30-11-2013, 1-8-2016

Contact: mailto: jaheit59@xs4all.nl


4 opmerkingen:

  1. Medisch dossiers door amateurs beoordeeld.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Brutale meid ongegeneerd over "rotte vis".

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dan ook als... dan je aan de eerste de beste boom ophangen...

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wassink zat eens een rommelhok op te ruimen.
    Wat een zooi! En dat sedert de oprichting van filiaal Amsterdam.

    BeantwoordenVerwijderen