Het is vijf over half acht in de morgen van de 25e april 1974 dat ik word gebeld door een verwijfd stemmetje waarvoor het Noord-Limburgse accent zich zo bij uitstek leent, met het bevel de correspondentie met Marie Louise Smeets (afkomstig van Baarlo, Noord-Limburg) onmiddellijk terug te geven. Die papieren heeft hij ingezien, begrijpt dat ik een verhouding met haar heb gehad. Ten overvloede vermeldt hij dat: "Zij ervan weet, hoor!"
"Anders..., zullen we eens een bezoekje afleggen...", wordt er onweersachtig aan toegevoegd maar ook maakt hij opmerkingen over een vervaarlijke motorclub.
Marlou was voor een Limba bepaald uitzonderlijk groot: 175-180m. Aangezien zij geboren is op 14-4-1944 doet dit mij een vermoeden geven dat zij noordelijk bloed bezit, wellicht Duits.
Ik moet wel zeker een bandopname van dit dreigtelefoontje hebben gemaakt maar deze op te zoeken is me nu even teveel. Ik was dan voorbereid eventueel aangifte te doen van bedreiging (alhoewel het niet meer dan belediging is).
Een onbekend persoon bestaande schrijfsels te sturen is mij wel te onzorgvuldig, wie weet wat hij ermee zou kunnen doen, haar chanteren of mij schandaliseren? Ik stel voor dat zij persoonlijk, door haar geschreven, mij om teruggave verzoekt.
Het is in het Recht zo dat de ontvanger van de brief meteen eigenaar is. Terugkrijgen van brieven is dus geen recht. Wel is het zo dat uit brieven van een ander weer geen zaken gepubliceerd mogen worden zonder toestemming van de oorspronkelijke schrijver. Maar dit soort ernstige zaken vertel je natuurlijk niet over de telefoon, zekers als blijkt dat het zijige mannetje hypernerveus is.
Voorlopig hield ik er op dat het mannetje een ongeoorloofd snuffelen heeft verricht in de persoonlijke papieren van die meid.
Om 8 mei komt inderdaad een brief aan "Geachte Heer..." op fraai geel papier. Smaak heeft Marlou altijd gehad in de keuze van luxe papier, het geeft een brief extra vreugde en schoonheid. Dit is na de tijd van de schitterende briefcorrespondentie - 'n dertig jaar van mijn leven - mooi verloren geraakt en wordt nu minachtend snakemail genoemd. Door de eeuwen heen is de correspondentie het enige middel ter communicatie geweest en heel wat teksten zijn van literaire kwaliteit de geschiedenis ingegaan. Pas nog papieren van Giovanni Verga ontdekt.
Zij zegt daarin sedert twee jaren een serieuze relatie te hebben met Dhr J. van Herp en zij wil persoonlijke gegevens bij haar op hun plaats te laten zijn. Maar we zijn er nog niet, mij valt op dat het handschrift op kleine punten afwijkt van dat in de brieven zich bevindend in mijn dossier, ik heb lang getuurd en gedacht zelfs dat de gele brief een pertinente vervalsing is. Dus besluit ik tot een controle om te verifiëren of het adres te Nijmegen wel van haar moeder is. En als dit blijkt inderdaad het geval blijkt te zijn denk ik niet meer dat er een in het complot als in een third man attack aan ogenschijnlijk de andere kant van de lijn zich heeft bevonden.
Als ik op 13 mei de zeven stukken stuur naar het nieuwe adres hoor ik niets meer. Maar hij moet toch geknord hebben want hij belt weer! "Nog een brief', eist hij. Ik antwoord van geen brief te weten. Hier is het mogelijk dat een lieve vriendin een boekhouding bijhoudt van de data onzer correspondentie!
Dat Marlou begin januari 1972 bij mij geweest is, is onze zaak. Het past niet in een nieuwe relatie over vroegere ervaringen te spreken, dit is grondig onbeschaafd. Maar vergeet ook weer niet dat we hier van doen hebben met jonge mensen die zelfs de omgang tussen man en vrouw nog moeten leren en vervolmaken. Daarom hebben wij nog maanden een plezierige briefwisseling gevoerd die dan, natuurlijkerwijs zoals altijd, ophoudt. Daar kan je niets aan veranderen, dit is het leven.
Marlou stelde zich mij voor als journaliste, althans niet beroepsmatig. Zij had wel een mooi Nederlands, ik weet dat we uren onophoudelijk gesproken hebben. Haar schrijven is beslist fraai en de zinnen lopen goed. Zij was ten kantore van De Nieuwe Revu geweest om een serie over jonge abonnees te gaan schrijven. Ze zal toch niet mij als studiemateriaal gebruikt hebben? Nee, dat geloof ik niet. Alhoewel zij oplettend de dagelijkse gebeurtenissen volgt en geregeld aantekeningen maakt is de input ("actieve impressie") toch te gering een reflecterend schrijven te kunnen concipiëren. Je zou daarvoor op pad moeten gaan, zoals het een journalist betaamt! Maar ze heeft geen full-time betrekking die indrukken oplevert. Een zekere dip heeft ze wel, dat de maatschappij haar niet die kleurrijkdom verschaft die ze zou wensen waar te nemen om over te schrijven, zeker in die tijd als het onophoudelijke debat over de Drie van Breda het leven er niet vrolijker op maakt, door te spreken over luctor et emergo. Zoiets zeg je niet zo vlug! Ik had met haar te doen maar de afstand tussen ons is te groot om haar een hart onder de riem te steken. Wel een verlies.
J. van Herp, thans zich confidentieel voorstellend als Joop, heeft zich eerst op 17-6-1974 (de herdenkingsdag van de Opstand in Oost-Berlijn) bij mij telefonisch verontschuldigd. Hij was toentertijd door het dolle heen, stelt hij. Hij heeft Marlou op 1-6-1972 leren kennen en is met haar nu een jaar samen. Zij werkt part-time als... receptioniste in Huis Berg en Dal. Zijn stemmetje is nu gedwee als van een gestrafte schooljongen. Ook hiervan heb ik een bandopname maar die krijgt hij heus niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten